Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0350/GM, 4 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/350/GM

betreft: [klager] 4 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 10 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 29 januari 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager heeft gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid het beroep schriftelijk toe te lichten. De inrichtingsarts heeft schriftelijke opmerkingen toegezonden naar aanleiding van het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 2 januari 2003 om bemiddeling aan de medisch adviseur en een ongedateerd verzoek van gelijke strekking, betreft de beslissing van de inrichtingsarts klagers onderhoudsdoseringmethadon af te bouwen naar aanleiding van bijgebruik van hasj.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in de door hem toegezonden stukken - samengevat en voor zover relevant - het volgende aangevoerd.
Hij heeft voor zijn detentie zeer langdurig heroïne gebruikt.
Ten tijde van het indienen van zijn bemiddelingsverzoek was hij sedert 13 maanden gedetineerd en bedroeg de resterende straftijd 10 weken.
Voorafgaand aan zijn verblijf in de gevangenis Esserheem was hij gedetineerd in de p.i. Vught. Zijn beroep tegen de weigering van de inrichtingsarts van de p.i. Vught om direct vanaf zijn binnenkomst aldaar een onderhoudsdoseringmethadon te verstrekken is door de beroepscommissie gegrond verklaard (02/210/GM d.d. 3 juni 2002). Bedoelde arts heeft aan klager een onderhoudsdosering methadon verstrekt vanaf februari 2002. De onderhoudsbehandeling is na zijnplaatsing in de gevangenis Esserheem door de inrichtingsarts van deze gevangenis voortgezet.
Toen aan laatstgenoemde inrichtingsarts omstreeks december 2002 bekend werd dat klager hasj had bijgebruikt, heeft de arts klager aangekondigd dat de verstrekking van de onderhoudsdosering methadon zou worden stopgezet indien klagerop blowen zou worden gepakt. Klager is niet gestopt met blowen en de arts is vervolgens overgegaan tot het afbouwen tot nul van de methadonverstrekking. Klager is het hiermee niet eens.
Hij heeft gedurende zijn gehele detentie in Esserheem en elders hasj gebruikt, voor zover mogelijk in combinatie met methadon. Van de tien in Esserheem tot het indienen van het bemiddelingsverzoek ondergane urinecontroles hadden ertien geleid tot een positieve uitslag op THC en twee tot een rapport.
Klager is er van uit gegaan dat hij aan voormelde uitspraak van de beroepscommissie het recht ontleent op continuering van de methadonverstrekking, ook als hij dit combineert met blowen. Hasjgebruik vormt naar zijn mening geenmedische contraïndicatie voor methadonverstrekking. Op het potje van de methadonpillen staat alleen een waarschuwing voor met alcohol gecombineerd gebruik.
Klager heeft in het bemiddelingsverzoek nog opgemerkt dat hij zich op de datum van ontslag uit de detentie in Esserheem, 13 maart 2003, naar het CAD zal spoeden of naar een dealer om methadon dan wel heroïne te verkrijgen. De totzijn ontslag resterende weken zal hij als een marteling en als een straf ervaren. De arts is niet bevoegd tot disciplinaire bestraffing. Klager heeft de indruk dat de arts de methadonverstrekking heeft stopgezet op verzoek van dedirecteur van Esserheem.
Klager heeft zijn persoonlijke schade door voormeld handelen van de inrichtingsarts geschat op meer dan € 10.000.
Klager heeft overigens na zijn ontslag uit Esserheem 50 dagen in vrijheid verbleven. Vervolgens is hij wederom gedetineerd, in Middelburg. Door de inrichtingsarts alhier is hem een onderhoudsdosering van 20 mg Symoronvoorgeschreven.

De inrichtingsarts heeft - zakelijk weergegeven - het volgende standpunt ingenomen.
Klager is in oktober 2002 in Esserheem binnengekomen met een onderhoudsdosering methadon. Deze is aanvankelijk gecontinueerd.
Op 14 december 2002 heeft klager meegedeeld dat hij meende recht te hebben op bijgebruik van andere drugs naast de onderhoudsdosering methadon. Hij baseerde dit op een uitspraak van de beroepscommissie. Deze uitspraak betreft echtereen andere situatie en is voor klagers standpunt niet relevant.
Inzake de combinatie van het gebruik van genoemde middelen gaat de arts uit van een advies van het CAD te Assen. Het standpunt van dit CAD houdt in dat in geval van methadonverstrekking wordt geadviseerd ter begeleiding enondersteuning urinecontroles uit te voeren en de onderhoudsdosering methadon te staken in geval van bijgebruik van andere drugs. De arts heeft de inhoud van dit advies aan klager medegedeeld en heeft het advies opgevolgd. Zij heeftvoorts aan klager voorgesteld hem voor verslavingszorg naar dit CAD of het CAD in zijn woonplaats te verwijzen. Klager wilde dit niet.
Klager heeft in Esserheem urinecontroles ondergaan en eind december 2002/begin januari 2003 is daaruit gebleken dat hij cannabis bijgebruikte. Het advies van het CAD te Assen overnemend heeft de arts vervolgens besloten demethadonverstrekking af te bouwen en de verstrekking te beëindigen op 1 februari 2003.

De medisch adviseur heeft d.d. 29 januari 2003 aan de inrichtingsarts geadviseerd de medicatie niet te stoppen op gronden die niet met de opiaatverslaving te maken hebben.

3. De beoordeling
Uit de stukken is voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager zeer langdurig verslaafd is aan heroïne en dat aan hem -na methadongebruik bij wijze van onderhoudsdosering sedert februari 2002 tijdensvoorafgaande detentie elders- in de gevangenis Esserheem vanaf zijn binnenkomst in oktober 2002 tot omstreeks eind december 2002 methadon was voorgeschreven ter continuering van deze onderhoudsbehandeling.
Voorts acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager in december 2002 op het spreekuur van de arts is geweest en dat bij die gelegenheid de combinatie van het gebruik van methadon met het gebruik van hasj aan de orde is geweest.
Vast staat dat de arts klager heeft gewaarschuwd dat de tot dat moment geïndiceerde onderhoudsdosering methadon zou worden afgebouwd indien klager zou worden gepakt op het -door hem erkende- hasjgebruik, dan wel indien aan de artszou blijken dat klager dit bijgebruik continueerde.
Aannemelijk is dat klager met blowen is voortgegaan en dat de arts - uitgaande van het advies van het CAD te Assen om in geval van bijgebruik van drugs het methadongebruik af te bouwen - op die grond heeft besloten tot volledigeafbouw van de methadon, terwijl klager de onderhoudsbehandeling met methadon heeft willen continueren.
De beslissing van de arts is genomen op het moment dat klager nog een strafrestant van omstreeks tien weken diende te ondergaan.

De inrichtingsarts heeft de achtergronden van het door haar overgenomen beleid van het CAD te Assen, voor zover van toepassing op de verslavingszorg voor klager, niet aan de beroepscommissie toegelicht. Ook heeft de arts nietaangegeven welke uitleg zij dienaangaande aan klager heeft verstrekt. Niet aannemelijk is dat de uitleg bij klager is overgekomen, nu deze door klager kennelijk als punitief is opgevat.

Aannemelijk is dat de inrichtingsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met het verschil tussen een methadonbehandeling gericht op resocialisatie met de daarbij behorende begeleiding en verstrekking van methadon tijdens detentiezonder een op abstinentie gericht behandelprogramma.

In dezen is de vraag te beantwoorden of bijgebruik van hasj een zodanige interactie met methadon oplevert dat, bij weigering het hasjgebruik te staken de verstrekking van methadon dient te worden gestaakt om overdosering van demethadon te voorkomen.
Aan de beroepscommissie is niet kunnen blijken hoe hoog klagers score(s) bij de urinecontrole(s) is (zijn) geweest. Ook is de dosering van de methadon niet aan de beroepscommissie bekendgemaakt.
Niet uitgesloten is dat bij een zeer hoge score op THC het tevens gebruiken van een aanzienlijke dosering methadon een gevaar voor de gezondheid van de patiënt oplevert.
Nu de inrichtingsarts niet heeft aangevoerd dat het risico van overdosering aanwezig was bij voortzetting door klager van zijn hashgebruik, dient te worden geoordeeld dat het hashgebruik niet een zodanige beïnvloeding van de werkingvan de methadon opleverde dat er een medische indicatie aanwezig was het methadongebruik te staken.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, in het bijzonder nu niet is gebleken van een medische indicatie voor het afbouwen van klagers onderhoudsdosering methadon, van oordeel dat het handelenvan de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de zorg die zij in haar hoedanigheid behoorde te betrachten ten opzichte van klager.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de gevangenis Esserheem toekomende tegemoetkoming op € 25,--.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr. M. Kooyman en drs. M.F. van Brederode-Zwart, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 4 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven