Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1430/GM, 4 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1430/GM

betreft: [klager] datum: 4 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 1 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, locatie huis van bewaring Arnhem-Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de mededeling d.d. 12 juni 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klachten, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 22 maart 2003, betreft onvoldoende aandacht geven aan een polsblessure, oogklachten en een voetblessure.

2. De beoordeling
Ingevolge artikel 30, tweede lid, Pm moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst door de klager van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend.
De medisch adviseur heeft haar bemiddelingspoging afgerond met een mededeling d.d. 12 juni 2003 van haar bevindingen. zij heeft klager in de mededeling gewezen op de mogelijkheid beroep in te stellen en heeft daartoe de juistetermijn aangegeven.
De beroepscommissie neemt ter bepaling van de datum van indiening van het beroepschrift de datering van het beroepschrift als uitgangspunt. Aan de hand hiervan beziet zij of de tijd gelegen tussen de datering van het beroepschriften de ontvangst daarvan bij het secretariaat van de Raad niet onredelijk lang is met het oog op de postbezorging.
Het beroepschrift is in dit geval gedateerd op 19 juni 2003. Het poststempel op de envelop waarin het beroepschrift is verzonden vermeldt echter als datum 30 juni 2003. Het beroepschrift is op 1 juli 2003 bij het secretariaat van deRaad binnengekomen, derhalve ruim buiten de beroepstermijn.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de beroepscommissie het niet voldoende aannemelijk dat klager de beroepstermijn in acht heeft genomen. De omstandigheid dat klager de envelop met het beroepschrift geopend aan de p.i. heeftafgegeven ter verzending, maakt het vorenstaande niet anders, nu klager desgevraagd niet heeft aangegeven wanneer hij dit heeft gedaan en op de envelop voorts geen datumstempel van de inrichting aanwezig is.

Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de beroepscommissie het beroep niet verder kan behandelen en klager niet-ontvankelijk dient te verklaren in zijn beroep.

De beroepscommissie wijst klager er op dat gedetineerden, gelet op het bepaalde in artikel 30, derde lid, Pm bij het persoonlijk afgeven van het beroepschrift aan een functionaris van de inrichting kunnen vragen een datumstempel vande inrichting te zetten op het beroepschrift dan wel op de envelop waarin het beroepschrift wordt verzonden. Deze datum geldt dan als datum van instellen van het beroep.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.F.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 4 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven