Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2446/GB, 22 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2446/GB

Betreft:            […]      datum: 22 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 24 juli 2017, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing tot terugplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager was sedert 27 januari 2017 gedetineerd. Hij verbleef vanaf 24 mei 2017 in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Dordrecht. Op 19 juli 2017 is hij teruggeplaatst naar  de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. Op 11 september 2017 is klager in vrijheid gesteld.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er zijn ongefundeerde argumenten gebruikt voor terugplaatsing, die zijn overgenomen uit het selectieadvies d.d. 29 juni 2017 waarin melding werd gedaan van berichten over negatief gedrag van klager. Die berichten waren onjuist. Bovendien was klager niet wettelijk verplicht arbeid te verrichten zodat het verwijt dat hij zich aan arbeid onttrok niet relevant is.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De werkgever, bij wie klager vanuit de z.b.b.i. werd geplaatst, heeft gemeld dat klager niet langer welkom was aangezien inzet, houding en gedrag van klager en onttrekking aan het werkproces klager ongeschikt maken voor het volgen van het z.b.b.i.-traject op de werkplek. De stelling dat arbeid niet verplicht was bestrijdt de selectiefunctionaris met verwijzing naar artikel 47, lid 3, van de Pbw en artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager op 11 september 2017 in vrijheid werd gesteld en daarmee zijn belang bij behandeling van zijn beroep kwam te ontvallen, zal de beroepscommissie een inhoudelijk oordeel uitspreken, nu namens klager om een tegemoetkoming is gevraagd.

4.2.      In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3.      De beroepscommissie constateert dat als onvoldoende weersproken kan worden vastgesteld dat de verhouding tussen klager en de medewerkers van de werkgever waar klager was geplaatst niet goed was en dat inzet van klager aldaar als onvoldoende werd gezien. Plaatsing in een z.b.b.i. en de daarbij gevraagde inzet bij een werkgever hebben tot doel de kansen op re-integratie na beëindiging van de detentie te vergroten. Het verrichten van arbeid en het zich houden aan de regels en voorschriften en aanpassen aan het regiem van de werkgever zijn daarbij bepalende factoren. Het in stand houden van een goede werkrelatie met de werkgever en de medewerkers is mede een verantwoordelijkheid van de gedetineerde in wiens belang is overgegaan tot plaatsing in een z.b.b.i. Het is kennelijk niet gelukt in de weken tussen 24 mei 2017 en 27 juni 2017 tot een goede werkrelatie te komen, zoals door het management van de werkgever is gemeld. De conclusie dat terugplaatsing van klager onder die omstandigheden was aangewezen is naar het oordeel van de beroepscommissie begrijpelijk.

4.4.      Gelet op het voorgaande kan de op grond van onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 22 mei 2018.

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven