Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0788/GB, 4 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         18/788/GB

Betreft:            [Klager]           datum: 4 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Hoogendam, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 april 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op 26 april 2018 is namens klager een nieuw beroepschrift, alsmede een bezwaarschrift ingediend tegen de nieuwe oproep van 20 april 2018, waarbij klager is opgeroepen zich op 7 mei 2018 in de inrichting te melden. De beroepscommissie heeft daarvan kennisgenomen en zal bij dezen uitspraak doen inzake zowel het op 20 april 2018 namens klager ingediende beroep als het op 26 april 2018 namens klager ingediende beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 23 april 2018 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is op 28 maart 2018 opgeroepen zich op 23 april 2018 in het Justitieel Complex Zaanstad te melden voor het ondergaan van 1020 dagen gevangenisstraf. Teneinde de beroepscommissie in de gelegenheid te stellen op het beroep te beslissen heeft de selectiefunctionaris klager uitstel van zijn melddatum verleend en is klager op 20 april 2018 opgeroepen zich op 7 mei 2018 in het Justitieel Complex Zaanstad te melden voor het ondergaan van de hiervoor genoemde gevangenisstraf. 

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 1 november 2017 is aan klager kenbaar gemaakt dat vanuit Spanje het verzoek is gedaan het aldaar uitgesproken vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen. Nu dit slechts een mededeling betrof en het verzoek nog door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) diende te worden behandeld, kon klager op dat moment niet voorzien op welke termijn daadwerkelijk tot executie zou worden overgegaan. Pas op 1 maart 2018 is klager verder over de voortgang geïnformeerd en is te kennen gegeven dat de bijzondere kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 januari 2018 heeft geoordeeld dat geen gronden bestaan om de tenuitvoerlegging van het strafvonnis te weigeren. Klager hoefde er op dat moment nog niet op bedacht te zijn dat hij zich op een dergelijke korte termijn zou moeten melden. Klager wil niet onder de opgelegde vrijheidsstraf uitkomen of de tenuitvoerlegging daarvan zo lang mogelijk uitstellen. Hij komt echter in de problemen met opdrachtgevers en zijn bedrijfsvoering als hij zich reeds op 23 april 2018 dient te melden. Hem is geen, althans onvoldoende tijd gegund op de naderende executie te anticiperen. Klager is werkzaam als zelfstandige zonder personeel (zzp). Hij is niet in staat in het korte tijdsbestek dat hem is gegund vervangende krachten op te roepen of in te werken. Een belangrijke opdrachtgever van klager zal door klagers afwezigheid op korte termijn gedupeerd raken. Klager wil voor het behoud van zijn opdrachtgevers de gelegenheid krijgen een zaakwaarnemer of vervangende krachten te regelen. Hij heeft schriftelijke afspraken met zijn opdrachtgevers gemaakt die hij dient na te komen. Indien klager op een dergelijke korte termijn gedetineerd raakt, zal hij zijn opdrachtgevers kwijtraken. Hij werkt in zijn eentje en kan opdrachten niet aan een medewerker uitbesteden. Als klager na zijn detentie geen opdrachtgevers en dus geen werk meer heeft, kan hij zijn bedrijf opdoeken. Voorts is klager op 17 juli 2018 35 jaar getrouwd en wenst hij dit kroonjaar met zijn vrouw en familie te vieren. Vanwege een voorlopige hechtenis in het buitenland heeft klager de viering van het 30-jarig huwelijk reeds moeten missen. Om die reden verzoekt klager hem ten minste uitstel te verlenen tot een moment na 17 juli 2018. Er is sprake van zeer zwaarwichtige feiten en omstandigheden die zwaarder behoren te wegen dan de noodzaak tot tenuitvoerlegging op korte termijn.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op 1 november 2017 is per aangetekende brief door de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) te kennen gegeven dat vanuit Spanje het verzoek is gedaan het in Spanje uitgesproken vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen. In deze brief is tevens het tijdspad aangegeven. Voorts is het telefoonnummer van afdeling IOS in de brief vermeld, zodat klager contact had kunnen opnemen ingeval onduidelijkheid omtrent de procedure bestond. Op 1 maart 2018 is aan klager meegedeeld dat het vonnis in Nederland ten uitvoer zal worden gelegd. Zodoende had klager op de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf kunnen anticiperen, dan wel rekening kunnen houden met het aannemen van orders en het inwerken van nieuw personeel. In voormelde brieven is weliswaar geen exacte executiedatum vermeld, maar er kon in redelijkheid worden verwacht dat het voor klager duidelijk was dat de tenuitvoerlegging aanstaande zou zijn. Klager of zijn raadsman had informatie bij het Openbaar Ministerie (OM) of het Centraal Justitieel Incassobureau kunnen inwinnen teneinde vervolgens de noodzakelijke regelingen met betrekking tot het werk van klager te kunnen treffen. Uit de stukken komt overigens niet naar voren welke handelingen klager sinds 28 maart 2018 heeft ondernomen teneinde zorg te dragen voor vervanging. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan uitstel van de melddatum worden verleend. De viering van een huwelijksjubileum kan niet als een dergelijke omstandigheid worden aangemerkt.

 

4.         De beoordeling

Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht zodat hij een zaakwaarnemer of vervangende krachten kan regelen voor zijn opdrachtgevers en omdat hij de viering van zijn huwelijksjubileum wenst bij te wonen. Ingevolge Bijlage 2 bij de Aanwijzing executie van het OM kan het zoeken van een zaakwaarnemer gedurende de detentieperiode een reden vormen tot het inwilligen van een verzoek om uitstel van de melddatum. Vaststaat dat klager als zzp werkzaam is en voor opdrachtgevers werkzaamheden uitvoert. Hoewel de beroepscommissie het belang van het behoud van opdrachtgevers voor klager onderschrijft, is zij van oordeel dat klager naar aanleiding van de brief van 1 november 2017 rekening diende te houden met het feit dat (het restant van) de aan hem opgelegde gevangenisstraf, waarvan het vonnis ter zake reeds sinds 26 februari 2016 onherroepelijk is, op enig moment, zo niet op korte termijn in Nederland ten uitvoer zou worden gelegd. Immers is in de brief van 1 november 2017 aangegeven dat de Spaanse autoriteiten het verzoek hebben gedaan het vonnis waarbij klager (onherroepelijk) tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in Nederland te erkennen en ten uitvoer te leggen. Hierbij is voorts aangegeven dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen een termijn van drie maanden – zodoende uiterlijk op 1 februari 2018 – zou toetsen of de procedure die tot klagers veroordeling heeft geleid, juist is verlopen. Als geen bezwaren voor overname van het vonnis bestaan, zou het OM worden verzocht het vonnis ten uitvoer te leggen. Die aangekondigde gang van zaken is zo ook gevolgd. Tegen die achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat klager reeds op 1 november 2017 op de hoogte was van het feit dat hij binnen afzienbare termijn na 1 februari 2018 een oproep zou kunnen ontvangen zich te melden voor het ondergaan van (het restant van) de aan hem opgelegde gevangenisstraf en zodoende sindsdien in de gelegenheid is geweest voorbereidingen te treffen voor zijn aanstaande detentie. Niet is gebleken welke stappen, al dan niet voorbereidend van aard, klager in de tussentijd heeft ondernomen teneinde zaakwaarneming of vervanging voor zijn opdrachtgevers te regelen. Gelet daarop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat een huwelijksjubileum geen grond vormt voor het verlenen van uitstel van de meldplicht. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. 

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 4 mei 2018.

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven