Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2871/GB, 3 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2871/GB

Betreft:            [klager]            datum: 3 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Spaargaren, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 augustus 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de afdeling Beheersproblematische Gedetineerden (hierna: de BPG-afdeling) van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 29 oktober 2015 gedetineerd. Hij verblijft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Vught.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Het is correct dat klager eerder in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught heeft verbleven en dat hij er destijds ook bezoek heeft ontvangen. Toen was er echter sprake van een tijdelijke overplaatsing en zat klager in het PPC Vught. Klager is toen vrij snel overgeplaatst naar een inrichting in de buurt van Den Haag. Nu zit klager op een BPG-afdeling en is het de verwachting dat hij langere tijd in het PPC Vught zal moeten verblijven. Voor zijn familie en met name zijn moeder is het onmogelijk om de reis naar Vught met het openbaar vervoer te maken nog daargelaten de kosten die hiermee gemoeid gaan. Feit is dat klager in de PPC Vught nog geen bezoek heeft ontvangen. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende onderbouwd waarom de locatie De Schie geen optie is. Het is niet correct dat de PPC Vught beter aansluit bij wat voor klager noodzakelijk is. De locatie De Schie heeft ook een BPG-afdeling heeft en onduidelijk is wat het verschil is tussen beide afdelingen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Op 18 augustus 2017 is door de directeur van de PPC Vught een selectieadvies opgesteld. Uit dit advies komt naar voren dat uit onderzoek blijkt dat klager eerder in de p.i. Vught heeft verbleven en toen relatiebezoek heeft ontvangen. Gelet hierop adviseert de directeur om klager te handhaven in de BPG van de p.i. Vught. Klagers verzoek tot overplaatsing is afgewezen omdat onduidelijk is waarom klager nu geen bezoek ontvangt terwijl hij tijdens een eerder verblijf in Vught wel bezoek ontving. Waarbij is opgemerkt dat de BPG-afdeling van de locatie De Schie een beperkte capaciteit heeft en niet is toegerust om klager intern te verplaatsen naar een andere afdeling wanneer zijn functioneren daartoe aanleiding geeft, met name wanneer het gaat om uitbreiding van groepsactiviteiten. De p.i. Vught heeft meer mogelijkheden en sluit aan bij wat voor klager noodzakelijk wordt geacht. Bezoekproblemen vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom zijn familie de reis niet naar Vught kan maken.

 

4.         De beoordeling

Klager stelt geen bezoek te kunnen ontvangen in de p.i. Vught en heeft verzocht om overgeplaatst te worden naar de locatie De Schie zodat hij wel bezoek kan ontvangen. Uit de registratiekaart blijkt dat klager twee maal eerder een periode in de p.i. Vught heeft verbleven. Uit de overige gegevens in het dossier blijkt niet van bezoekproblemen in die periodes. Voorts wordt namens klager niet weersproken dat hij destijds in Vught relatiebezoek heeft ontvangen. Klager heeft thans onvoldoende onderbouwd waarom zijn familie hem nu in de p.i. Vught niet kan bezoeken. Hij heeft daartoe geen enkele feitelijke onderbouwing aangeleverd. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 3 mei 2018

      

                                                              

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven