Nummer: 17/3540/GB
Betreft: [klager] datum: 27 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. Kuijper, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 3 november 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 27 september 2017 is klager opgeroepen zich op 3 november 2017 te melden in de p.i. Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van zeven dagen gevangenisstraf. Op 3 oktober 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 18 oktober 2017 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is in twee separate strafzaken veroordeeld tot kortdurende gevangenisstraffen. In de zaak waarvan tot tenuitvoerlegging is besloten, heeft het gerechtshof bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met klagers persoonlijke omstandigheden en de straf gematigd. Doordat klager arbeidsongeschikt is, is hij veel thuis en heeft hij een belangrijk aandeel in de opvoeding en verzorging van zijn kinderen. Zijn kinderen zijn hieraan ook gewend. In de tweede strafzaak is klager veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. Het hoger beroep in die zaak zal dienen op 19 december 2017. Het zou voor klager en zijn gezin een nog zwaardere belasting zijn, indien hij na de tenuitvoerlegging van de eerste straf op 3 november 2017 en na de uitspraak in hoger beroep in de tweede strafzaak wederom gedetineerd zou zijn. Klager verzoekt gelet hierop dan ook om uitstel van zijn meldplicht tot na de behandeling van het hoger beroep op 19 december 2017, zodat hij de tenuitvoerlegging van beide gevangenisstraffen in een keer kan ondergaan.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft de selectiefunctionaris verzocht klager op te roepen in verband met een onherroepelijke veroordeling. Deze onherroepelijke veroordeling is richtinggevend in het kader van de noodzaak tot tenuitvoerlegging. De door klager aangevoerde gronden kunnen niet worden aangemerkt als uitzonderlijke omstandigheden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 557, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering mag, voor zover niet anders is bepaald, geen beslissing worden tenuitvoergelegd, zolang daartegen nog enig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zo dit is aangewend, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist.
4.2. Klager is opgeroepen zich te melden voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van zeven dagen met parketnummer 22-001339-17. Genoemd vonnis is onherroepelijk. In zaak met parketnummer 96-055224-17 is klager in eerste aanleg veroordeeld tot – onder meer – een gevangenisstraf van twee weken. Tegen dit vonnis heeft klager hoger beroep ingesteld. In verband met zijn persoonlijke omstandigheden heeft klager verzocht om uitstel van zijn meldplicht tot na 19 december 2017 – de datum van behandeling van het hoger beroep in 96-055224-17 – zodat beide vonnissen achtereenvolgens ten uitvoer kunnen worden gelegd.
4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende is gebleken van bijzondere omstandigheden die uitstel van klagers meldplicht kunnen rechtvaardigen. De omstandigheden dat klager een belangrijk aandeel heeft in de zorg en opvoeding van zijn kinderen en dat het minder belastend is, indien beide vonnissen achtereenvolgens ten uitvoer worden gelegd, zijn daartoe onvoldoende. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 oktober 2017
secretaris voorzitter