nummer: 03/1762/GV
betreft: [klager] datum: 21 augustus 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 juli 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De argumentatie in de beslissing dat klager ‘volgens een rapportage’ dronken zouzijn teruggekomen strookt niet met de werkelijkheid. In het dossier van het h.v.b. Grave is ook alleen maar sprake van twee flesjes bier. De gezondheid van klagers zuster gaat steeds verder achteruit, zodat de eerdereschorsingsgronden nog steeds bestaan.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft een verzoek tot strafonderbreking voor de termijn van een week gedaan in verband met de gezondheidstoestand van zijn zuster, die zorgelijk en ernstigis, volgens de arts. In verband met deze situatie heeft klager reeds op 11 en 24 juli 2003 incidenteel verlof gehad en is éénmaal strafonderbreking op 19 juli 2003 toegekend. Klager keerde volgens de rapportage op 11 juli 2003 vanhet eerste incidenteel verlof dronken terug in de inrichting en bleek anderhalf uur bij zijn zuster te zijn geweest. Het onderhavige verzoek tot strafonderbreking heeft klager ingediend om nogmaals afscheid van zijn zus te kunnennemen. Klagers verzoek is afgewezen omdat klager reeds driemaal eerder de inrichting heeft mogen verlaten om zijn zus te bezoeken. Daarmee is ruimschoots tegemoet gekomen aan klagers verzoeken. Klager geeft in zijn beroepschrift aandat de passage omtrent zijn dronkenschap niet juist is en dat hij maar twee glazen bier zou hebben gedronken. Dit gegeven is niet meegewogen in de beslissing om het verzoek af te wijzen. In geval klagers zuster zou overlijdenontstaat er een nieuwe situatie ter beoordeling van een nieuw verzoek tot strafonderbreking.
Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van het h.v.b. Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag nu klager al driemaal eerder de inrichting heeft mogen verlaten om afscheid te nemen van zijn zuster.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier maanden wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De tenuitvoerlegging van deze straf eindigt op 12 september 2003.
Gebleken is dat klager recent al driemaal eerder verlof is verleend om afscheid te kunnen nemen van zijn ernstig zieke zuster. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister om niet voor een vierdemaal aan klager verlof te verlenen, dit maal in de vorm van een strafonderbreking, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet in strijd is met enige regelgeving en evenmin als onredelijk of onbillijk kan wordenaangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, en mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 augustus 2003
secretaris voorzitter