nummer: 03/662/GA
betreft: [klager] datum: 21 augustus 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Torentijd van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid-West te Middelburg,
gericht tegen een uitspraak d.d. 10 maart 2003 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormelde locatie.
Klagers raadsvrouwe, mr. F.A. van den Berg heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel; en
b. een ordemaatregel van bezoek achter glas voor de duur van drie maanden;
een en ander opgelegd wegens het tijdens het bezoek ontvangen van harddrugs, het inslikken van hetgeen hij tijdens het bezoek in ontvangst heeft genomen en wegens een poging tijdens het bezoek een brief af te geven aan zijnbezoekster.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft aannemelijk geacht dat klager iets in zijn mond heeft gestopt tijdens het bezoek. De beklagcommissie stelt echter vervolgens een te zware eis ten aanzien van het bewijs. Binnen het penitentiaire recht is ereen lichtere bewijslast dan in het strafrecht. Het moet voldoende aannemelijk zijn dat iemand contrabande heeft getracht in te voeren. Enige tijd na het onderhavige voorval heeft er een urinecontrole plaats gevonden. Reden voor diecontrole was dat de inrichting wilde weten of klager inderdaad verdovende middelen had gebruikt. Indien niet wordt meegewerkt aan de urinecontrole, gaat de inrichting er voor de strafmaat van uit dat er sprake is van gebruik vanharddrugs. Bij klager zijn geen verdovende middelen of andere (illegaal ingevoerde) voorwerpen gevonden. De inrichting maakt geen gebruik van de ontlastingszeef. Dat systeem werkt niet goed. Klager staat in de inrichting bekend alsgebruiker van harddrugs. Het is niet toegestaan om brieven af te geven aan bezoekers, ook niet als dit via het personeel gebeurt. Alle correspondentie gaat langs de reguliere weg, ofwel via de post ofwel via de uitvoerprocedure.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 16 januari 2003 had klager bezoek van zijn echtgenote. Er was bewaking aanwezig in de bezoekzaal. Klagers echtgenote wilde aan klager geld geven om drank uit de automaat te halen. Klager wilde tijdens het bezoek een brief afgevenaan zijn echtgenote. Omdat het niet was toegestaan die brief tijdens het bezoek af te geven, heeft klager die brief aan het toezichthoudend personeelslid gegeven. Klagers echtgenote haalde voor klager een blikje cola uit deautomaat. Klager nam een slok en kreeg daarbij het lipje van het colablikje in zijn mond. Klager heeft daarop dat lipje uit zijn mond gehaald en op tafel gelegd. Vervolgens heeft klager zijn gebit teruggeplaatst in zijn mond. Enkeleuren na afloop van het bezoek kwam de directeur bij klager. Klager werd verweten dat hij iets zou hebben ingeslikt. Klager heeft dat steeds ontkend. Hij heeft aangeboden zijn maag leeg te laten pompen of een maagfoto te laten maken.De directeur is op dat aanbod niet ingegaan. Aan klager werden meteen de onderhavige disciplinaire straf en de ordemaatregel van bezoek achter glas opgelegd. Een aantal dagen later diende klager mee te werken aan een urinecontrole.Klager heeft toen zijn medewerking niet geweigerd, hij kon geen urine produceren. Nadat klager naar zijn cel was gebracht, is hem niet meer toegestaan om alsnog urine te produceren.
3. De beoordeling
De beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen is blijkens de beschikking gegrond op de omstandigheden dat klager illegaal verdovende middelen zou hebben ingevoerd en ingeslikt tijdens het bezoek alsmede dat hijzou hebben getracht een brief op illegale wijze tijdens het bezoek uit te voeren. Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager harddrugs heeft ingevoerd en ingeslikt, terwijl daarnaast uit het verslag van het voorval ook nietblijkt van een poging van illegale uitvoer van een brief, is de strafoplegging onvoldoende gefundeerd. Dat maakt dat hetgeen (ten aanzien van dit onderdeel van het beklag) in beroep naar voren is gebracht – voor zover een en anderis komen vast te staan – niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Dit onderdeel van beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de opgelegde ordemaatregel van drie maanden bezoek achter glas is de beroepscommissie van oordeel dat -mede uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht- voldoende aannemelijk is geworden dat zich tijdens hetbezoekmoment van klager op 16 januari 2003 onregelmatigheden hebben voorgedaan. Die onregelmatigheden zijn voldoende grond voor het opleggen van de onderhavige ordemaatregel. Om die reden kan de beslissing van de beklagcommissie iszoverre niet in stand blijven en moet, met gegrondverklaring van het beroep van de directeur in zoverre, het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit onderdeel van het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 augustus 2003
secretaris voorzitter