Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0403/GA, 21 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/0403/GA

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 27 januari 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, is gehoord mevrouw [...], unit-directeur bij de locatie Alphen aan den Rijn.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman, mr. T. van Hemert, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft - kortweg - de onjuiste/onvoldoende verstrekking van (deugdelijke) halalvoeding.

De beklagcommissie heeft het beklag deels ongegrond verklaard en klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt (schriftelijk) toegelicht.
Klager heeft geklaagd over de omstandigheid dat hij minder halalmaaltijden verstrekt heeft gekregen dan was afgesproken, te weten drie halalmaaltijden per week. Hij heeft daartoe over de periode van 1 januari 2003 tot en met 26januari 2003 bijgehouden in welke frequentie er halalmaaltijden werden aangeboden. In die periode kreeg hij de ene week drie en de andere week twee halalmaaltijden aangeboden. Klager heeft die lijst aan de beroepscommissietoegezonden. Klager krijgt daarnaast ook nu nog steeds maaltijden die geen halalvoeding bevatten, terwijl op het etiket staat aangegeven dat het halalvoeding betreft. Het betreft vegetarische maaltijden. Halalbereiding heeft echtergeen betrekking op vegetarische maaltijden. Gelet daarop acht klager het aannemelijk dat de bereider onvoldoende specifieke kennis heeft om op verantwoorde wijze halalmaaltijden te bereiden. Hij is daarom van mening dat er sprake isvan etikettenzwendel. Voorts heeft hij een aantal malen varkensvlees als broodbeleg aangeboden gekregen. Dat is in strijd met de elementaire voorschriften voor maaltijden voor moslims. Klager ontvangt regelmatig maaltijden die ophet oog gelijk zijn aan de vleesmaaltijden die de niet-moslims in de inrichting krijgen. Hij vraagt zich af of die andere gedetineerden dan halalmaaltijden verstrekt krijgen of dat hij niet-halalmaaltijden verstrekt krijgt. Klagerzou graag zien dat de halalmaaltijden worden gecontroleerd door de Stichting Islamitische Geestelijke Verzorging. Nu geschiedt die controle door een imam die buiten het penitentiaire stelsel staat. Klager krijgt door de inrichtingook zogenaamd mohammedaans voedsel verstrekt. Die voeding is echter niet overeenkomstig de eisen van de mohammedaanse geloofsleer bereid. Volgens klager verstrekt de inrichting valse inlichtingen en mededelingen over het aan hemverstrekte voedsel. Klager acht de directeur daarvoor verantwoordelijk. De omstandigheid dat de maaltijden worden aangeleverd door een cateraar doen aan die verantwoordelijkheid niet af.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft als enige gedetineerde in de inrichting klachten over de verstrekking van halalmaaltijden. In de inrichting worden op drie dagen per week halalmaaltijden verstrekt. Uitgangspunt is voor de directeur dat ook aan klagersteeds drie maal per week halalmaaltijden zijn verstrekt. De directeur kan dat nu niet daadwerkelijk meer controleren. De in de inrichting verstrekte halalmaaltijden worden geëtiketteerd door de leverancier. De inrichting heeft daargeen invloed op. Het is inderdaad mogelijk dat klager eventueel een keer varkensvlees als broodbeleg heeft ontvangen. Ook dit valt achteraf voor de directeur niet meer te controleren. In de inrichting geldt het beleid dat er zoveelmogelijk rekening wordt gehouden met de voedingswensen van de gedetineerden. In de inrichting wordt door de overige gedetineerden niet geklaagd over de (foutieve) verstrekking van de halalmaaltijden.

3. De beoordeling
Klager heeft in beroep het beklag onderbouwd en uitgebreid met lijsten van tijdstippen op welke niet zou zijn voldaan aan de verplichting van de directeur om aan klager halalmaaltijden te verstrekken. Voor zover die tijdstippenvallen op data na de indiening van het klaagschrift, kunnen deze voorvallen geen deel uit maken van het beklag. De beroepscommissie zal daarom alle door klager gestelde voorvallen die later dan 13 januari 2003 hebben plaatsgevondenbuiten beschouwing laten.

Klager heeft een aantal klachten aangevoerd die betrekking hebben op de hem verstrekte maaltijden. De beroepscommissie zal de onderdelen van het beklag afzonderlijk bespreken.
a. Klager, die het mohammedaanse geloof belijdt, heeft aangevoerd dat hij op 11
januari 2003 in strijd met zijn geloofsovertuiging varkensvlees als broodbeleg heeft ontvangen. De directeur heeft in beroep aangegeven dat dit eventueel mogelijk is geweest maar dat zulks voor hem thans niet meer gecontroleerd kanworden. Klagers stelling wordt daarom aannemelijk geacht en dat maakt dat de directeur in zoverre niet heeft voldaan aan de verplichting als omschreven in artikel 44, derde lid, van de Pbw. Om die reden dient dit onderdeel van hetbeklag alsnog gegrond te worden verklaard.

b. De directeur heeft tegenover de beklagrechter aangevoerd dat klager drie maal per week een halalmaaltijd krijgt aangeboden. Klager heeft dit weersproken en ondersteund door overlegging van de eerder vermelde lijst vanverstrekte maaltijden tussen 10 januari 2003 en 13 januari 2003. Op grond van die gegevens acht de beroepscommissie evenwel onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur in de periode tussen 10 januari 2003 en 13 januari 2003niet zou hebben voldaan aan het gestelde in artikel 44, derde lid, van de Pbw. Het beroep is daarom in zoverre ongegrond
c. Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot de wijze van etikettering van de aangeboden halalmaaltijden en de samenstelling daarvan kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissieniet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van hetgeen hiervoor onder a gegrond is verklaard niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming tebepalen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel b en c en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel a, vernietigt in zoverre deuitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat onderdeel het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel a een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven