Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1616/GV, 15 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1616/GV

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.Phillips, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 juli 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om hem een strafonderbreking van tien dagen toe te staan omdatdat zowel zijn eigen psychische gesteldheid als die van zijn gezinsleden zeer ten goede zou komen. Het is onjuist dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid. Zowel klager als zijn gezin verkeren in een crisissituatie dierecentelijk zelfs is geëscaleerd, zoals vermeld in de brief van pastor drs. [...] d.d. 24 juli 2003. Klagers zoon [...], geboren op [1982], is door de politie gevonden na twee dagen vermist te zijn geweest. De problematiek rondom[...] is zo ernstig dat hij naar alle waarschijnlijkheid gedwongen zal worden opgenomen in een afkickcentrum, indien hij zich niet vrijwillig laat behandelen. Het is juist dat klager overgeplaatst zal worden naar een half openinrichting. Echter is niet bekend wanneer de overplaatsing zal plaatsvinden, nu de overplaatsing afhankelijk is van beschikbaarheid en klager vernomen heeft dat de overplaatsing nog maanden op zich kan laten wachten. Niet juist isdat de gezinsleden klager regelmatig in de inrichting hebben kunnen bezoeken. Vanwege de financiële situatie is het onmogelijk geweest om klager met enige regelmaat te kunnen bezoeken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Plaatsingsdatum van klager in een h.o.i. is waarschijnlijk in de eerste week van augustus 2003. Klager staat bovenaan de wachtlijst. Hij kan, als hij in een h.o.i. is geplaatst, éénmaal per vier weken het gezin ondersteunen. Nietvoorzien kon worden dat klagers zoon [...] twee dagen spoorloos zou zijn. De bijgevoegde brief van de psychiater dateert overigens van 14 oktober 2002. Volgens de leerkracht van groep 4 van april 2003 is de schoolmaatschappelijkwerkster ingeschakeld. Helder is dat het een problematisch gezin betreft. Een van klagers kinderen is tien jaar geleden door een overdosis XTC gestorven. Verbazingwekkend is het delict waarvoor klager is ingesloten: deelname aan eencriminele organisatie en medeplichtigheid aan de invoer van verdovende middelen. In verband met de krappe financiële situatie wordt opgemerkt dat klagers vrouw middels de gemeentelijke sociale dienst een tegemoetkoming zou kunnenkrijgen in de reiskosten. Klager heeft aangegeven gescheiden te zijn. Het contact met zijn partner is gedurende zijn detentie minimaal geweest. Klager had aangegeven op de sterfdag van zijn zoon 24 juli 2003 naar buiten te willen.Het is niet helder wat klager in de andere negen dagen in deze problematische situatie wilde gaan doen. Klagers v.i.-datum is 18 januari 2005. Gezien de lange tijd dat hij nog moet zitten, zal er binnen dit gezin toch een anderevorm van hulpverlening gezocht moeten worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het BSD, de inrichtingsarts en de pastor van het h.v.b. Grave hebben positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven dat er geen overwegende bezwaren bestaan tegen inwilliging van het verzoek.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens opzettelijke overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 januari 2005.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof.

De beroepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden voor zijn verzoek om strafonderbreking in dit geval niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Niet aannemelijkis geworden dat door klagers straf tijdelijk te onderbreken de problemen van zijn kinderen en ex-vrouw verholpen zullen worden. Bovendien is de beroepscommissie gebleken dat klager sinds 4 augustus 2003 in een beperkt beveiligdeinrichting is geplaatst, waar hij vierwekelijks weekendverlof krijgt. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval met deze regelmatig terugkerende verlofmogelijkheid kan worden volstaan.
Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek om strafonderbreking niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter,
mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven