Nummer: 17/1829/GB
Betreft: [klager] datum: 27 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.C. Alberts, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 31 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Groot Alphen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 17 maart 2015 gedetineerd. Hij heeft enige tijd in de locatie Groot Alphen verbleven, heeft ook nog enige tijd in de PPC Scheveningen te Den Haag verbleven en is op 28 februari 2018 geplaatst in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van oordeel ten onrechte te zijn geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Groot Alphen temeer nu klager in die inrichting verblijft en onder het huis van bewaring regime valt. De selectiefunctionaris heeft geen gegronde redenen aangevoerd waarom klager niet wordt geplaatst in de locatie Roermond, waar het sociale netwerk van klager zich bevindt. Er is immers uitgegaan van niet vaststaande feiten en daar waar die feiten vaststaan zijn deze niet als zodanig erkend. De selectiefunctionaris stelt dat klagers gedragingen en die van zijn familieleden tijdens een eerder verblijf in de locatie Roermond heeft geleid tot irritatie bij medegedetineerden. Gelet hierop en de media-aandacht is klager op 30 december 2016 overgeplaatst van de locatie Roermond naar de p.i. Grave nu de locatie Roermond zijn veiligheid niet zou kunnen waarborgen. Niet valt in te zien waarom de veiligheid van klager in de locatie Roermond in mindere mate gegarandeerd zou kunnen worden dan in een andere inrichting. Klagers strafzaak heeft landelijke media-aandacht genoten ten gevolge waarvan geen enkele inrichting klagers veiligheid zou kunnen waarborgen. Bovendien is klagers gezinssituatie veranderd nu hij in een scheidingsprocedure verwikkeld is. Ook is de zaak in eerste aanleg inmiddels afgerond op grond waarvan de kans op ongeregeldheden zoals destijds door de locatie Roermond aan de overplaatsing ten grondslag is gelegd is geminimaliseerd. Ook staat thans niet vast of klager al dan niet een EZV-status heeft. Klagers moeder alsmede zijn oudste zoon zijn niet in staat om klager te bezoeken gezien de grote reisafstand en de daarmee gepaard gaande kosten ten gevolge waarvan klager in het geheel geen bezoek krijgt. Klager heeft belang en het recht om geplaatst te worden in een inrichting in de regio waar zijn sociale netwerk zich bevindt. Klager verzoekt om tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De plaatsing uit de locatie Roermond vond plaats naar aanleiding van media-aandacht en een verstoorde werkrelatie met personeel. Ook heeft de media-aandacht geleid tot veel onrust onder medegedetineerden. Een plaatsing in de locatie Roermond wordt thans niet wenselijk geacht, gelet op de commotie in die inrichting wat uiteindelijk heeft geleid tot een overplaatsing. Uit eerdere selectieadviezen blijkt dat klager slechts bezoek ontving van zijn vrouw, waar hij inmiddels mee in scheiding ligt. Ten aanzien van het bezoek van klagers moeder meldt klager dat zij hem niet kan bezoeken in de locatie Groot Alphen. Uit de stukken blijkt niet dat zijn moeder eerder op bezoek is geweest, noch wordt aangetoond dat zij niet tot reizen in staat is. Mocht dit wel kunnen worden aangetoond, dan kan een verzoek ingediend worden tot incidenteel verlof (onder begeleiding) om haar te bezoeken. Nu een plaatsing in de gevangenissen in Limburg niet wenselijk is, is gekeken naar een plaatsing elders in het zuiden van het land. Omdat hier geen gevangeniscapaciteit beschikbaar was, is besloten tot selectie voor de gevangenis van de locatie Groot Alphen.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Groot Alphen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Hoewel klager inmiddels niet meer in de locatie Groot Alphen verblijft en in de tussentijd van indiening van onderhavige beroepszaak en behandeling van onderhavige beroepszaak meerdere malen is overgeplaatst en thans in de gevangenis van de p.i. Vught verblijft, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk behandelen nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.
4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen namens klager is aangevoerd ten aanzien van bezoek is onvoldoende feitelijk onderbouwd om tot een ander oordeel te kunnen leiden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van de Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 27 maart 2018
secretaris voorzitter