Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2484/GB, 20 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         17/2484/GB

 

Betreft:            [klager]            datum: 20 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de namens klager ingediende aanvulling van de gronden van het beroep en de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem (terug) te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 14 maart 2016 gedetineerd. Hij verbleef enige tijd in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Dordrecht van waaruit hij is teruggeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Dordrecht. Hij is op 11 september 2017 overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De reden van terugplaatsing naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap wegens overtredingen van het locatieverbod tijdens regimair verlof is onredelijk. Klager had niet de intentie dat verbod te overtreden, maar louter bij abuis is klager in het gebied terechtgekomen waartegen het verbod was gericht. Dit kwam doordat de grenzen van het verboden stadgebied voor klager onduidelijk waren en dermate dichtbij de verblijfplaats van klager, dat de grens onbedoeld en onbewust werd geschonden.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager heeft niet eenmaal maar drie keer het locatieverbod overtreden. Na de eerste overtreding is klager daarop aangesproken en is hem de begrenzing uitgelegd aan de hand van overzichtelijke kaarten die aan klager zijn overhandigd. Na de tweede overtreding is hij officieel gewaarschuwd, waarna niettemin een derde maal het verboden gebied door klager werd betreden. Het locatieverbod was ingesteld in verband met de zorg voor het slachtoffers van de daad waarvoor klager was veroordeeld.

 

4.         De beoordeling.

De beroepscommissie heeft geconstateerd dat de advocaat-generaal namens het Openbaar Ministerie bezwaren heeft geuit tegen het verlenen van vrijheden jegens klager omdat de advocaat-generaal recidiverisico’s voorzag. De reclassering heeft in een deeladvies geadviseerd tot een locatieverbod gecombineerd met elektronisch toezicht. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het reclasseringadvies waarin werd geconcludeerd tot een plan van aanpak van de fasering onder strikte voorwaarden en begeleiding in verband met klagers eerdere veroordelingen. Het locatieverbod werd, alles bijeengenomen, essentieel geacht. Klager heeft ondanks afspraken en nadere uitleg van de begeleiders het locatieverbod in korte tijd driemaal overtreden. De namens klager aangevoerde onderbouwing van het beroepschrift weerspreekt die gegevens niet maar acht de overtredingen excuseerbaar om bovenvermelde redenen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op zijn gedrag niet meer in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een zeer beperkt beperkt beveiligingsniveau en de daarbij horende vrijheden in het kader van fasering. Hetgeen namens klager is aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te kunnen komen.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 20 maart 2018

 

                                                                   

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven