Nummer: 17/2776/GB
Betreft: [Klager] datum: 15 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 augustus 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft bezwaarschrift van klager, gericht tegen de afwijzing van het verzoek hem te plaatsen in een beperkt beveiligde inrichting (BBI), ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 10 januari 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Klager wilde gebruik maken van detentiefasering en vroeg plaatsing in een BBI, welk verzoek op 30 juni 2017 werd afgewezen.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bij klager geconstateerde positieve score bij een urinecontrole (uc) duidde op een minimale overschrijding en bovendien had hij bij andere controles meermalen negatief gescoord. Klager kan zich dus wel een afspraken houden. Bovendien verblijft hij in het plusregiem.
Op 12 augustus 2017 heeft de raadsman nog gewezen op de negatieve score van de door klager naderhand ondergane uc.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In de periode voorafgaand aan het Multi Disciplinair Overleg (MDO) betreffende klager op 1 juni 2017 had klager meermalen een positieve uitslag van de door hem ondergane uc’s. Na het MDO van 1 juni 2017 kreeg klager nog een kans. Op 4 juni 2017 heeft klager wederom positief gescoord bij de uc.
4. De beoordeling
4.1. De raadsman van klager concentreert zijn betoog op het gegeven dat klager na het hem regarderende MDO d.d. 1 juni 2017 eenmaal en slechts in geringe mate positief had gescoord bij de uc. De selectiefunctionaris wijst echter op het gegeven dat klager niet alleen in juni positief scoorde, maar kort voorafgaand aan dat MDO bekend was met eerdere positieve scores en dat hij met de schending van de afspraak na MDO, dat hij als gewaarschuwd mens tenminste de volgende uc’s schoon zou moeten zijn, blijk had gegeven van het feit dat er met hem geen afspraken te maken zijn.
4.2. De beroepscommissie constateert, na bestudering van het klager regarderende selectieadvies d.d. 12 juni 2017, dat klager in 2016 en 2017 in detentie meermalen disciplinaire straffen en maatregelen kreeg opgelegd wegens invoer van softdrugs via een bezoeker en positieve uc’s. De voorzitter van het MDO heeft, gelet op het verzoek van klager om in fasering in een BBI te worden geplaatst, geadviseerd klager niettemin de kans te geven als hij bij de eerstvolgende uc schoon zou blijken. Aldus werd besloten, maar daaraan is door klager niet voldaan, gelet op de uitslag van een van de volgende uc’s. De raadsman van klager betwist die voor klager fatale uitkomst niet maar mijdt kennelijk te reageren op het door de selectiefunctionaris aangevoerde gegeven van eerdere overtredingen op dit gebied, zoals in het selectieadvies gememoreerd. Het argument dat klager na de bestreden beslissing negatief scoorde bij een uc doet aan het voorgaande niet af.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 15 maart 2018.
secretaris voorzitter