nummer: 17/3240/GA
betreft: [klager] datum: 22 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 september 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2018, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.E. Luiten, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en […], juridisch medewerker, van de p.i. Lelystad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de klagers casemanager onvoldoende voortvarendheid heeft betracht met betrekking tot de aanvraag van klagers detentiefasering (PL-2017-334).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De casemanager van klager had voortvarender kunnen en moeten handelen. Dat de casemanager het druk had in verband met ziekte en vakantie mag niet ten nadele van klager uitwerken. Ook de door de casemanager gestelde complexiteit van de zaak was naar het oordeel maar betrekkelijk.
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gelet op de caseload van de casemanager is het niet mogelijk om voortvarender te handelen. De gemiddelde termijn bedraagt drie maanden. Klager is gepromoveerd, terwijl hij – gelet op zijn nieuwe strafzaak – niet voor promotie in aanmerking zou komen. Bij de promotie van klager naar het plusprogramma is de kanttekening gemaakt dat hij niet voor externe vrijheden in aanmerking komt. Dat maakte de aanvraag van klagers detentiefasering ingewikkeld.
3. De beoordeling
Klager is op 27 februari 2017 gepromoveerd naar het plusprogramma. Niet weersproken is dat klager vanaf 15 maart 2017 in aanmerking kwam voor detentiefasering. In de maanden april, mei en juni heeft de casemanager meerdere handelingen verricht. De casemanager heeft – onder meer – op 4 april 2017 aan de backoffice verzocht om advies aan te vragen bij de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en om het verblijfsadres aan te schrijven. Ook heeft de casemanager, na een negatief advies van het OM, nogmaals het OM aangeschreven om verduidelijking te krijgen van het standpunt van het OM. Ondertussen was al een aanvraag naar het Loket Elektronische Controle gegaan in verband met de stapeling z.b.b.i./p.p. Klager is besproken op 8 juni 2017 in het multidisciplinair overleg en op 13 juni 2017 in de Vrijheden Commissie en nog diezelfde dag is het selectieadvies naar de selectiefunctionaris verzonden.
Gelet op het voorgaande kan de directeur, namens wie de casemanager handelde, niet worden verweten dat de casemanager niet voldoende voortvarend heeft gehandeld. De omstandigheid dat tussen de datum waarop klager in aanmerking kwam voor detentiefasering en het verzoek van de casemanager aan de backoffice bijna drie weken heeft gezeten, acht de beroepscommissie niet onredelijk lang, nu klagers detentiefasering wel degelijk ingewikkeld was vanwege een nota bene ten faveure van klager, gemaakte bijzondere uitzondering op de regel dat hij vanwege een nieuwe strafzaak niet in aanmerking zou komen voor promotie. De termijn, vanaf het moment dat de aanvraag tot detentiefasering mogelijk was tot aan het moment dat het selectievoorstel naar de selectiefunctionaris is verzonden, is, gelet op de complexiteit van de aanvraagprocedure waarin verschillende instanties voor advies moet worden benaderd, in de onderhavige zaak niet onredelijk lang. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met verbetering van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A.G. Coumans en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 22 maart 2018.
secretaris voorzitter