nummer: 17/3764/GA
betreft: [klager] datum: 22 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Epema, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 november 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2018, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. S. Epema, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, […], juridische medewerker, en […], stagiaire juridische zaken, bij de p.i. Almelo.
Klager heeft, blijkens een afstandsverklaring van 22 februari 2018, afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het voortduren van klagers verblijf in het basisregime (KA-2017-000145). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de stukken volgt niet dat de beslissing tot het voortduren van klagers verblijf in het basisprogramma schriftelijk aan klager is bekend gemaakt, zodat voor klager niet inzichtelijk is geweest waaraan hij had dienen te werken. Nu niet blijkt van een schriftelijke beslissing tot niet-promoveren met daarin een belangenafweging, dient het beklag gegrond te worden verklaard.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is besproken in het multidisciplinair overleg (mdo). Volgens de mentor en de casemanager vertoonde klager ‘oranje’ gedrag op een aantal onderdelen. Klager is op de afdeling grensverleggend bezig. Promoveren is niet mogelijk indien een gedetineerde ‘oranje’ gedrag vertoont. Het klopt dat er geen schriftelijke beslissing tot niet-promoveren aanwezig is. Wel wordt het gedrag van klager omschreven in de dagrapportages en wordt mondeling zijn gedrag besproken. Dit wordt ook besproken met klager.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag – ‘groen gedrag’ – positief scoort gedurende een periode van zes weken. De directeur beoordeelt de onderdelen van goed gedrag op basis van bijlage 1 van de Regeling, het zogeheten toetsingskader “stimuleren en ontmoedigen”.
In RSJ 13 juli 2016, 16/799/GA, heeft de beroepscommissie overwogen dat de directeur voorafgaande aan een beslissing over niet-promoveren een belangenafweging dient te maken tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van klager nerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn positieve gedrag, anderzijds. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, enerzijds opdat klager inzichtelijk wordt geïnformeerd over zijn gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet-promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.
Klager is op 21 juni 2017 besproken in het mdo. Op diezelfde dag is klager geïnformeerd dat de directeur heeft besloten om hem niet te promoveren naar het plusprogramma. Van vorenbedoelde belangenafweging door de directeur is evenwel niet gebleken. Evenmin is gebleken van een belangenafweging in een schriftelijk besluit tot niet-promoveren.
Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Nu uiterlijk zes weken na de beslissing tot niet-promoveren wordt bezien of een gedetineerde alsnog kan promoveren en nu tegen dit niet-promoveren wederom beklag kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van zes maal vijf euro, derhalve € 30,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A.G. Coumans en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 22 maart 2018.
secretaris voorzitter