Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3956/GA, 24 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Roken  v

nummer:          17/3956/GA

betreft: [klager]            datum: 24 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van het Detentiecentrum Rotterdam, gericht tegen een uitspraak van 7 november 2017 van de beklagcommissie bij voormeld Detentiecentrum, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Detentiecentrum Rotterdam.

Klager, die het Detentiecentrum inmiddels heeft verlaten en van wie geen adresgegevens bekend zijn, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat klager last heeft van de rook van mensen die in het detentiecentrum sigaretten roken (DC-2017-000180).

 

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het beroep is vanwege principiële redenen ingediend. De directeur stelt dat het gebouw geheel rookvrij is, de eigen cel daargelaten. Sinds de directeur werkzaam is in het Detentiecentrum, dat is sinds maart 2017, is er aandacht voor rookvrije ruimtes en is gestart met een beleid waarbij meer wordt gerapporteerd en gesanctioneerd bij overtredingen van het rookverbod. Er wordt dus reactief opgetreden en de directeur doet er alles aan om ervoor te zorgen dat er niet gerookt wordt waar dat niet mag. In de eigen cel mag dat wel, maar de deuren kunnen niet altijd dicht blijven. Als mensen hun cel in en uit gaan komt er rook vrij. Klager kan zijn celdeur dicht doen; in de cel is dan overdruk waardoor geen sigarettenrook kan binnenkomen. De afzuiging in het gebouw is goed afgesteld en elk half jaar vindt er controle plaats. De directeur vindt dat voldoende en heeft daarom ook niet aan de aanbeveling van de beklagcommissie voldaan om een nader onderzoek door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit te laten plaatsvinden. Klager is overgeplaatst naar afdeling B, dat is de meest rookvrije afdeling, en daar ging het goed.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur voldoende invulling heeft gegeven aan de op hem ingevolge de Tabaks- en rookwarenwet rustende verplichting tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod binnen de inrichting. De directeur draagt, rekening houdend met de constructie van het gebouw, zorg voor een goed werkende ventilatie die regelmatig wordt gecontroleerd en handhaaft het verbod in de algemene ruimten met een beleid van reactief optreden bij overtredingen. Aan klager is als niet-roker een rookvrije cel toegewezen en hij is na zijn klacht overgeplaatst naar een afdeling met de minste rokers. Gelet hierop zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, ing. M.J. Mulders en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 24 april 2018

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven