Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4148/GM, 12 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4148/GM

betreft: [klager]            datum: 12 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 december 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsvrouw mr. E. Hullegie. Klager en de inrichtingsarts hebben meegedeeld niet ter zitting te verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 november 2017, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager meent dat hij ten onrechte arbeidsgeschikt is verklaard. Klager zit sinds 2011 gedetineerd en heeft al verscheidene gesprekken met de medische dienst in verschillende penitentiaire inrichtingen gevoerd. In die andere inrichtingen behoefde klager gelet op zijn beperkingen (ziekte van Gitelman, maagklachten, bijwerkingen van het slikken van kaliumdrank, allergie, handklachten, migraine) geen reguliere arbeid te verrichten. Klager is dan ook van oordeel dat sprake is van arbeidsongeschiktheid. De huidige inrichtingsarts nam dat oordeel niet over. Klager kreeg op geen enkele wijze uitleg, dan wel duidelijkheid over de reden waarom zijn arbeidsongeschiktheidsstatus is gewijzigd in een arbeidsgeschiktheidsstatus. Op grond van de uitspraak van de RSJ van 17 maart 2015, 14/4336/GM zou de arts wel die duidelijkheid en uitleg moeten bieden. Verder blijkt niet dat de inrichtingsarts onderzoek heeft gedaan naar klagers medische (arbeids)geschiedenis in andere inrichtingen. De inrichtingsarts is dan ook onzorgvuldig te werk gegaan.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager zit sinds 26 juli 2017 gedetineerd in de p.i. Leeuwarden. Op 4 augustus 2017 sprak hij hem voor het eerst. Klager gaf toen aan dat hij niet kon werken en niet wilde werken. Klager werd uitgelegd dat bij hem geen sprake is van arbeidsongeschiktheid en dat zou worden gekeken naar passende arbeid. Uitgezocht werd of de ziekte van Gitelman arbeidsongeschiktheid tot gevolg kon hebben. De internist van klager heeft op 11 augustus 2017 aangegeven dat de ziekte niet leidt tot arbeidsongeschiktheid. Klager heeft vervolgens meermalen de verpleegkundige en een collega bezocht. Op 16 november 2017 is klager nogmaals verteld dat gekeken moet worden naar passende arbeid. Klager liep daarna meteen kwaad weg.

 

3.         De beoordeling

Uit de behandeling ter zitting en de stukken, waaronder klagers medische gegevens, volgt dat klager verscheidene klachten heeft. Zo heeft hij de ziekte van Gitelman, maagklachten, bijwerkingen van het slikken van kaliumdrank, allergie, handklachten en migraine. Bij de intake door de inrichtingsarts werden geen klachten waargenomen die konden leiden tot arbeidsongeschiktheid. De inrichtingsarts heeft, om een standpunt te kunnen innemen of de ziekte van Gitelman kan leiden tot arbeidsongeschiktheid onderzoek gedaan en laten doen. Klager kreeg voor zijn allergieklachten medicatie voorgeschreven. De inrichtingsarts gaf verder aan dat passende arbeid moest worden gezocht. Uit de stukken blijkt niet dat klager eerder volledig arbeidsongeschikt is verklaard. Of klager in andere inrichtingen al dan niet, of gedeeltelijk, arbeidsongeschikt is verklaard is niet van doorslaggevend belang bij de beoordeling of klager in de huidige inrichting arbeidsgeschikt kan worden verklaard aangezien onderscheiden inrichtingen verschillende mogelijkheden van passende arbeid bieden.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 12 april 2018

 

 

           

           

 

 

            Secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven