Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3034/GA, 16 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3034/GA

betreft: [Klager]           datum: 16 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.G.H. van de Kamp, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Grave.

 

Op 15 februari 2018 is een nadere reactie van de directeur bij de Raad binnengekomen naar aanleiding van de ter zitting gedane toezegging te zullen trachten contact tussen klager en de rabbijn tot stand te brengen, die aan klager en zijn raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, is verzonden. Op 20 februari 2018 is een reactie daarop van klager bij de Raad binnengekomen, die klagers raadsvrouw en aan de directeur is verzonden. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat niet duidelijk was aangegeven wanneer het formulier met betrekking tot de godsdienstvoorkeur diende te worden ingeleverd, als gevolg waarvan klager het formulier niet tijdig heeft kunnen indienen, alsmede het feit dat klager geen geestelijke verzorging en koosjere voeding wordt aangeboden (GO-2017-000195). 

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag ten aanzien van het niet aanbieden van geestelijke verzorging en koosjere voeding en het beklag ten aanzien van het formulier met betrekking tot de godsdienstvoorkeur ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is zich in 2014, toen hij in de p.i. Vught verbleef, in religie gaan verdiepen. In die inrichting werd hem koosjere voeding verstrekt. In mei 2014 is hij in de p.i. Grave geplaatst. Daar werd hem aanvankelijk koosjere voeding verstrekt, maar dit is na zes dagen gestopt. Hij heeft daar beklag tegen ingediend, hetgeen ongegrond is verklaard. Om van klager af te zijn wordt telkens naar deze uitspraak verwezen. Klager is Joods van geloof, verdiept zich in de Thora, viert Joodse feestdagen en consumeert – mits hem dit wordt verstrekt – koosjere voeding. Daarin wordt hij thans gehinderd. De nieuwe rabbijn in de p.i. Grave had op 2 januari 2016 positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om verstrekking van koosjere voeding. Zij is daarop teruggekomen na daarop te zijn aangesproken. Briefjes die klager aan de rabbijn stuurt worden weggegooid of komen niet aan. Klager heeft de rabbijn al ruim twee jaar niet gezien. De directeur speelt de geestelijk verzorger en klager tegen elkaar uit. Klager krijgt geen aansluiting bij de rabbijn en de directie. Hij heeft daar al meermalen klachten over ingediend. Klager is een formulier verstrekt waarop hij zijn godsdienstvoorkeur diende aan te geven. Dit formulier diende op 28 april 2017 te worden ingeleverd, maar dat was nergens aangegeven. Hij kijkt elke dag op het prikbord.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan alle gedetineerden is een formulier verstrekt waarop zij konden aangeven wat hun godsdienstvoorkeur is. Dit betrof een voorkeurspeiling voor de geestelijke verzorging om te bezien of de vraag nog bij het aanbod paste. Het niet of te laat inleveren van het formulier heeft geen gevolgen voor de gedetineerde. Voor zover klager heeft verzocht om verstrekking van koosjere voeding was dit onder valse voorwendselen en heeft de rabbijn daar, na aanvankelijk een positief advies te hebben gegeven, negatief over geadviseerd. Als klager met de rabbijn in contact wil treden, kan hij daartoe een verzoekbriefje invullen. Ter zitting heeft de directeur toegezegd ervoor te zullen zorgen dat de rabbijn contact met klager opneemt. De directeur heeft na de zitting laten weten dat de rabbijn niet met klager in gesprek wil. 

 

3.         De beoordeling

Voor zover het beroep is gericht tegen het feit dat de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag tegen het feit dat hem geen geestelijke verzorging en koosjere voeding wordt aangeboden, is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Wat betreft het beroep gericht tegen het ongegrond verklaarde beklag tegen het feit dat niet duidelijk was aangegeven wanneer het formulier met betrekking tot de godsdienstvoorkeur diende te worden ingeleverd als gevolg waarvan klager het formulier niet tijdig heeft kunnen indienen, stelt de beroepscommissie op basis van het verhandelde ter zitting vast dat dit slechts een peiling betrof en dat klager van het niet tijdig (kunnen) indienen van het formulier geen nadeel heeft ondervonden. Het formulier maakte onderdeel uit van een voorkeurspeiling ten behoeve van de geestelijke verzorging en het verstrekken daarvan kan niet worden aangemerkt als een de gedetineerde betreffende door of namens de directeur genomen beslissing zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagcommissie zal derhalve in zoverre worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van zijn beklag.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen het feit dat klager in zijn beklag tegen het niet aanbieden van geestelijke verzorging en koosjere voeding niet-ontvankelijk is verklaard, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Voor zover de beklagcommissie het beklag tegen het niet duidelijk aangeven wanneer het formulier met betrekking tot de godsdienstvoorkeur diende te worden ingeleverd ongegrond heeft verklaard, vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart zij klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 april 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven