Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3606/GA, 16 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

nummer:          17/3606/GA

betreft: [Klager]           datum: 16 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. K. Lans, en mevrouw mr. […], juridisch medewerker bij voormelde inrichting. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorders waren aanwezig mevrouw […] en mevrouw […], stagiaires bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager de pijnmedicatie voor zijn hernia niet tijdig heeft gekregen (VU-2017-000375). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft om 06.21 uur via het intercomsysteem gebeld om naar zijn medicatie te vragen. Om 06.45 uur heeft de telronde plaatsgevonden waarbij het personeel de gedetineerden op leven heeft gecontroleerd via het celluikje. Klager heeft op dat moment niets gezegd en niet naar zijn medicatie gevraagd. Indien hij daar wel om had gevraagd, zou hem die zijn verstrekt. Hij heeft tot 07.30 uur gewacht om vervolgens zijn medicatie zelf op te halen. Dit kan de directeur niet worden aangerekend, zodat de directeur zijn zorgplicht niet heeft geschonden.  

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager slikt morfine in verband met zijn hernia, soms wel vier keer per dagdeel. Als hij veel pijn heeft moet hij via de intercom om zijn medicatie vragen. Op de betreffende ochtend heeft hij via de intercom een oproep gedaan, waarna personeel hem bij zijn cel heeft meegedeeld dat er te weinig personeel was. Uiteindelijk heeft klager zijn medicatie pas om 07.30 uur gekregen. Zijn medicatie ligt op de afdeling en het personeel heeft hem onnodig lang laten wachten. De tijd tussen de oproep en de reactie daarop van het personeel is in klagers geval, gelet op zijn medische toestand, onaanvaardbaar. De directeur is dan ook tekortgeschoten in zijn zorgplicht.

 

3.         De beoordeling

In artikel 42, vierde lid, onder a, van de Pbw is bepaald dat de directeur zorg draagt voor de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger voorgeschreven medicijnen en diëten. Indien een gedetineerde aan wie het niet is toegestaan zijn verblijfsruimte te verlaten een oproep aan het personeel doet, zal het personeel daar binnen een acceptabele termijn op moeten reageren. Een tijdsverloop van meer dan 25 minuten wordt – zoals eerder overwogen in onder meer RSJ 16 augustus 2011, 11/0930/GA, en RSJ 18 augustus 2015, 15/1693/GA – door de beroepscommissie in ieder geval niet aanvaardbaar geacht.

Onweersproken is dat klager om 06.21 uur door middel van een oproep via zijn intercom om pijnmedicatie voor zijn hernia heeft verzocht. Deze medicatie is hem pas om 07.30 uur verstrekt. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat niet effectief op klagers oproep is gereageerd. Het feit dat om 06.45 uur een telronde heeft plaatsgevonden waarbij klager de mogelijkheid had opnieuw om zijn medicatie te vragen, doet daaraan niet af. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat namens de directeur ter zitting is verklaard dat het personeel dat de telronde deed, mogelijk niet van de door klager gedane oproep op de hoogte was. De beroepscommissie acht de tijd die is verstreken tussen de oproep van klager en het moment dat hem zijn medicatie is verstrekt onaanvaardbaar lang en is zodoende van oordeel dat de directeur in zijn zorgplicht jegens klager is tekortgeschoten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal (met aanvulling van de gronden) worden bevestigd.  

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 april 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven