nummer: 17/4312/TA
betreft: [klager] datum: 12 april 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens [klager], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 december 2017 van de beklagcommissie bij de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 maart 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma. Namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting zijn aanwezig […], […] en […] (psychiater).
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 13 oktober 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder b, Bvt (hierna: b-dwangbehandeling).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager neemt zijn medicatie vrijwillig. Als hij besluit geen medicatie meer te nemen, dan wordt deze hem onvrijwillig per injectie toegediend. In de FPC Dr. S. van Mesdag kliniek (verder: Van Mesdag) was klager ook onder dwangbehandeling. Daar werd reeds duidelijk dat klager medicatie nodig had vanwege zijn agressieproblematiek. Zonder medicatie komt de agressieregulatiestoornis naar boven.
Belangrijkste punt is dat klager een lagere dosering wil van zijn medicatie. Tweemaal in de week een hoge dosering is te veel en dat is inhumaan. Een lichtere dosering van één keer in de week is voldoende. Klager zal die dan ook vrijwillig innemen.
Er is een keer een agressieprobleem geweest op het moment dat klager zijn medicatie niet heeft ingenomen. Klager voelde zich niet serieus genomen ten aanzien van de vervelende bijwerkingen van de medicatie. Er heeft toen een uitbarsting plaatsgevonden. Klager heeft een dweilstang in drieën gebroken, op de deur van zijn kamer geslagen, een raam op zijn kamer eruit geslagen en een stoel doormidden geschopt. Medewerkers wilden hem separeren. Klager wilde toen met de medewerkers op de vuist gaan, maar klager heeft zich uiteindelijk ingehouden. Klager heeft zichzelf kunnen kalmeren. Zijn agressie reageert hij af op spullen en niet op personen. Hij kan zich alleen dit agressie-incident herinneren.
Het agressieprobleem is veroorzaakt doordat klager drie jaar lang al vecht om een lagere dosering te krijgen. Door de hoge dosering heeft klager last van een erectiestoornis en heeft daardoor ook letsel opgelopen. Door de medicatie voelt klager zich als een robot en heeft hij PTSS-klachten. Bij een lagere dosering heeft hij minder last van de bijwerkingen van de medicatie. Er werd niet geluisterd naar klagers problematiek. Inmiddels wordt klager wat serieuzer genomen en is er aandacht voor zijn erectiestoornis.
De b-dwangprocedure loopt ten onrechte nog steeds. Bij een vorige zitting is een beroep gedaan op vaste jurisprudentie van de RSJ, waarin is overwogen onder welke voorwaarden een a-dwangprocedure en onder welke voorwaarden een b-dwangprocedure toegepast moet worden. Voor de langere termijn wordt een a-dwangbehandeling toegepast. Voor de korte termijn moet een b-dwangbehandeling toegepast worden. Toen klager aangaf dat hij maar de helft van de toegediende medicatie wilde was er op dat moment ook helemaal geen gevaar aanwezig. Er werd gedacht, na een incident in januari 2017 en in juni 2017, dat er niet te lang gewacht moest worden met het toepassen van een b-dwangbehandeling omdat klager kon ontregelen en agressief kon worden. De behandeling werd toegepast om dat vóór te zijn. De RSJ heeft in diverse uitspraken bevestigd dat als het gevaar nog niet kenbaar is er dan gekozen moet worden voor een a-dwangbehandeling.
Daarnaast is het onduidelijk waaruit blijkt dat klager agressief is. Dat wordt niet duidelijk gemaakt door de instelling. Er is ook nooit gewag gemaakt van een concreet gevaar. De beslissing die destijds is genomen om een b-dwangbehandeling toe te passen is geen juiste beslissing geweest. De procedure moet over. Er moet opnieuw worden beoordeeld welke behandeling de juiste is voor klager. Het is van belang dat een second opinion wordt gegeven van een psychiater van buiten de inrichting, die nog eens goed kijkt naar de procedure. Klager heeft immers meer rechtsbescherming bij een a-dwangbehandeling dan bij een b-dwangbehandeling.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De b-dwangbehandeling is het meest aangewezen als er een acuut dreigend gevaar is en voor het niet acute gevaar moet de a-dwangbehandeling worden toegepast. In deze zaak moet een b-dwangbehandeling worden toegepast, omdat vrijwel onmiddellijk dreigend gevaar ontstaat op het moment dat klager geen of te weinig medicatie tot zich heeft genomen. Derhalve blijft de b-dwangbehandeling de meest aangewezen behandeling.
Een dwangbehandeling gaat niet mee als klager wordt overgeplaatst naar een andere instelling. De behandeling moet opnieuw worden aangevraagd en dat is toen niet gebeurd. Klager heeft wel medicijnen gekregen, te weten clozapine. Klager heeft vrij snel gezegd dat de medicatie hem niet goed bevalt. Voor klager had het medicijn bijwerkingen, onder andere de bijwerking dat hij geen erectie meer kon krijgen. Geleidelijk aan is er begrip getoond voor klagers problematiek. Gelet daarop is er overgestapt op een andere medicijn, namelijk amisulpride. Ook dat leverde problemen voor klager op. Vervolgens is overgestapt op een depot en is de dwangbehandeling ingezet. Gezien het geringe resultaat is besloten de dosering van 300 mg te verhogen naar 600 mg. Klager had daar bezwaar tegen. Besloten is om 350 mg toe te dienen en dat is allemaal goed gegaan.
Eén van de bijwerkingen van de medicatie die klager thans krijgt toegediend is dat het zijn testosteron vermindert. Er is daar ook veel over gesproken met klager. Om de bijwerkingen te verminderen werden diverse medicaties toegediend en is klager in overleg naar een uroloog verwezen. In gesprekken met klager is gebleken dat klager is gehoord en dat er serieus naar zijn problematiek is gekeken.
Het type medicatie dat klager krijgt, is in de instelling onderwerp van bespreking. Uiteindelijk is besloten om klager zoveel mogelijk te helpen bij de door hem ervaren bijwerkingen. Momenteel gaat het goed met klager. Hij is aanwezig op de groep. Er waren nog wel wat zorgen of het testosteron zorgde voor agressieve uitbarstingen, maar daar is tot op heden niets van gebleken.
Als klager echter minder medicatie krijgt toegediend wordt hij agressief. Zo is sprake geweest van gevaar in de zin van verbale dreiging op januari 2017 en het incident waarbij hij allerlei spullen heeft vernield in juni 2017. De groepsleiding ziet klager dan ontregelen. Dit zijn aanwijzingen dat klager agressief kan worden en dit moet voorkomen worden. Er zijn misschien weliswaar niet veel incidenten, maar op het moment dat de medicatie wordt verminderd is de kans groter dat er meer agressieproblemen naar voren komen. Hij komt dan snel in de gevarenzone terecht.
Elke twee weken wordt de vooruitgang van de behandeling besproken in het behandelarenoverleg. In dit overleg wordt met behandelaren en de directie gesproken over de toegepaste behandelingen en de resultaten daarvan.
Het conflict zit voornamelijk in de dosering. Zowel klager als de kliniek willen geen incidenten op de afdeling.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 16b Bvt kan het hoofd van de inrichting als uiterste middel beslissen tot het toepassen van dwangbehandeling:
a. indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (de zogenoemde a-dwangbehandeling);
b. indien dit naar het oordeel van een arts – in een tbs-kliniek zal dit doorgaans een psychiater zijn – volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden (de zogenoemde b-dwangbehandeling).
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is naar het oordeel van de beroepscommissie gebleken van een chronische noodzaak van toediening van antipsychotische medicatie en niet van een acute situatie van zodanig onmiddellijk (dreigend) gevaar dat een beslissing over het toepassen van a-dwangbehandeling niet kon worden afgewacht.
Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing om ten aanzien van klager een b-dwangbehandeling toe te passen niet als redelijk en/of billijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij stelt de hoogte daarvan vast op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 12 april 2018.
secretaris voorzitter