Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1304/SGA, 26 juni 2003, schorsing
Uitspraakdatum:26-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1304/SGA

Betreft: [klager] datum: 26 juni 2003

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld (l.a.a.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught.

Verzoeker vraagt - zo verstaat de voorzitter - om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde l.a.a. d.d. 5 juni 2003, inhoudende deoplegging van een ordemaatregel van beperking van de bewegingsvrijheid buiten de cel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 5 juni 2003 en eindigend op 19 juni 2003 alsmede om schorsing van de tenuitvoerlegging van deverlenging van de hiervoor genoemde ordemaatregel.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 20 juni 2003 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 26 juni 2003.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk toegelicht en daarbij aangevoerd dat hij de schriftelijke beslissing pas op 19 juni 2003 heeft ontvangen en om die reden niet eerder in beklag kon gaan of om schorsing kon verzoeken. Ook na19 juni 2003 is het handboeienregime gehandhaafd terwijl verzoeker geen nieuwe beslissing van de directeur heeft ontvangen.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Op 5 juni 2003 is aan verzoeker een ordemaatregel van toepassing van beperking in de bewegingsvrijheid buiten de cel opgelegd voor de duur van veertiendagen. Op 23 juni 2003 is deze ordemaatregel "verlengd" met veertien dagen. Reden voor oplegging van de betreffende maatregel is dat uit de informatie verkregen van de inrichting van herkomst blijkt van een zodanigevluchtgevaarlijkheid, dat voorgesteld wordt verzoeker te plaatsen in een extra beveiligde inrichting (e.b.i.). Verzoeker is van dit voorstel op de hoogte gebracht. Op 2 juli is hij onderwerp van gesprek tijdens de vergadering van deselectie-adviescommissie voor de e.b.i. De betreffende maatregel is in verband met organisatorische problemen niet reeds op 19 juni 2003, toen de geldigheidsduur van de eerdere maatregel afliep, verlengd. De directeur acht evenweltoepassing van de onderhavige maatregel strikt noodzakelijk, gelet op de veiligheid van verzoeker en het personeel alsmede gelet op het belang van de handhaving van orde en veiligheid in de inrichting.

2. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de op 5 juni 2003 opgelegde ordemaatregel afliep op 19 juni 2003. Nu die beslissing tot oplegging van de bestreden ordemaatregel niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal hetverzoek in zoverre niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van dit onderdeel van het verzoek en dat verzoek moet daarom in zoverre wordenafgewezen. Tot eenzelfde beslissing komt de voorzitter ook voor zover het verzoek geacht moet worden ook betrekking te hebben op de periode gelegen tussen de afloop van de tenuitvoerlegging van de beslissing van 5 juni 2003 en detenuitvoerlegging van de beslissing van 24 juni 2003.

Op 24 juni 2003 is aan verzoeker andermaal een ordemaatregel van beperking van bewegingsvrijheid buiten de cel opgelegd. Nu het klaagschrift van verzoeker is gedateerd 20 juni 2003, kan die klacht niet gericht zijn tegen debeslissing van de directeur van 24 juni 2003. Verzoeker kan daarom, nu schorsing enkel mogelijk is hangende de behandeling van het klaagschrift, (nog) niet worden ontvangen in dit onderdeel van zijn verzoek.

Ten overvloede overweegt de voorzitter nog het volgende. Ook indien verzoeker wel een gelijkluidende klacht zou hebben ingediend tegen de beslissing van de directeur van 24 juni 2003, kan zulks naar zijn voorlopig oordeel nietleiden tot een toewijzing van het verzoek. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan, daarbij gelet op alle in aanmerking komende belangen, niet worden gezegd dat de beslissing van de directeur van 24 juni 2003 zodanigonredelijk of onbillijk is dat dit een spoedeisend belang oplevert dat een schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing zou kunnen rechtvaardigen, waaraan eventuele vormfouten niet afdoen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van de beslissing van de directeur van 5 juni 2003 af en verklaart verzoeker voor het overige niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 juni 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven