Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0561/SGA, 23 maart 2018, schorsing
Uitspraakdatum:23-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 18/561/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 23 maart 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 14 maart 2018, inhoudende een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel ingaande 14 maart 2018 om 12:35 uur en eindigend 28 maart om 12:35 uur, omdat tijdens een speciale celinspectie op verzoekers cel een smartphone met oplader is aangetroffen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 19 maart 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 20 maart 2018.

 

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is niet weersproken dat verzoeker in het bezit was van een smartphone. Het bezit van een smartphone is strafwaardig en daarvoor mocht de directeur een disciplinaire straf opleggen.

Met betrekking tot de aard en hoogte van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de voorzitter als volgt (zie hiervoor ook RSJ 28 december 2017, 17/4292/SGA). Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’ (de Sanctiekaart), waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, geldt in beginsel een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel voor het bezit van een GSM. In de Sanctiekaart wordt een smartphone niet met zoveel woorden genoemd. Hoewel de functies van een GSM en een smartphone niet identiek zijn, verstaat de voorzitter de Sanctiekaart aldus dat onder een GSM tevens een smartphone moet worden verstaan. In de penitentiaire praktijk wordt vaak de term ‘mobiele telefoon’ gebruikt, zonder dat daarbij expliciet wordt aangegeven dat het om een GSM of om een smartphone gaat.

Dit brengt met zich dat, indien de directeur van de Sanctiekaart wil afwijken, daarbij de eis geldt dat die afwijking gemotiveerd dient te worden.

De directeur heeft de hoogte van de disciplinaire straf als volgt gemotiveerd: “Er is een zeer groot verschil tussen een mobiele telefoon en een smartphone. Met een mobiele telefoon kan alleen worden getelefoneerd en ge-SMSt, hetgeen al verboden is en waar conform de Sanctielijst 2016 gestraft kan worden met maximaal 10 dagen afzondering op eigen cel.

Met een smartphone kan een gedetineerde ongecontroleerd en zonder toezicht verbinding maken met het internet en kan hij zonder toestemming film-en/of spraakopnames maken en verspreiden, wat een ernstige inbreuk heeft op de privacy van personeelsleden en medegedetineerden.

Ook kan de gedetineerde, door ongecontroleerd gebruik van internet, de slachtoffers van een persoonlijk gepleegd delict intimideren dan wel bedreigen en heeft hij de mogelijkheid zijn criminele activiteiten voort te zetten door bijvoorbeeld ‘internetbankieren’.

Door het (mis-)gebruik van een smartphone, kan de privacy van personeel, medegedetineerden en slachtoffers ernstig in gevaar worden gebracht doordat, afbeeldingen, spraakopnames, documenten met email, door middel van bijvoorbeeld facebook, instagram, whatsapp en messenger verzonden kunnen worden.

Dit zijn voor mij redenen genoeg om af te wijken van de sanctie welke voor bezit van een mobiele telefoon in de Sanctielijst 2016 (richtsnoer) staat vermeld. De directeur maakt hiermee gebruik van zijn discretionaire bevoegdheid. De gevaren van het in bezit/gebruik hebben/maken van een smartphone, waarbij men paralellen kan trekken met ‘ernstig mentaal & fysiek bedreigen van personeel en medegedetineerden’, rechtvaardigt de opgelegde disciplinaire straf van 14 dagen afzondering in de strafcel.

Deze feiten zijn voor mij reden genoeg om van de landelijk sanctiekaart af te wijken.”

Hoewel duidelijk is dat de directeur aan zijn motiveringsverplichting heeft willen voldoen, acht de voorzitter de gegeven motivering onvoldoende om de bestreden beslissing te kunnen dragen. De voorzitter overweegt daarbij dat aan verzoeker de maximale straf, van veertien dagen opsluiting in een strafcel, is opgelegd terwijl door de directeur in de bestreden beslissing niets is aangevoerd waaruit aannemelijk zou kunnen worden dat verzoeker de smartphone heeft gebruikt op enige manier die te vergelijken is met het ernstig mentaal of fysiek bedreigen van inrichtingspersoneel of medegedetineerden. Bovendien is zijdens verzoeker onweersproken gesteld dat dit de eerste keer is dat bij verzoeker contrabande is aangetroffen zodat de voorzitter het ervoor houdt dat van, mogelijk als strafverzwarend te beschouwen, recidive geen sprake is.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur totdat de beklagcommissie op het klaagschrift zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 maart 2018

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven