Nummer : 18/458/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 6 maart 2018
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van
a. de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 27 februari 2018, inhoudende een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een strafcel, ingaand op 26 februari 2018 om 14.00 uur en eindigend op 7 maart 2018 om 14.00 uur, wegens het aantreffen van contrabande op klagers cel en het uiten van bedreigingen richting directie en personeelsleden en
b. de beslissing van de directeur van 27 februari 2018, inhoudende een ordemaatregel van ‘vijf dagen observatie met cameratoezicht’, ingaand op 26 februari 2018 om 14.00 uur en eindigend op 3 maart 2018 om 14.00 uur, wegens de verdenking dat verzoeker rectaal contrabanden heeft verstopt en weigert mee te werken aan het maken van een röntgenfoto. In de beslissing is tevens bepaald dat de tenuitvoerlegging van de onder a. genoemde straf is opgeschort en aansluitend op de onder b. genoemde maatregel ten uitvoer zal worden gelegd.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschriften van 28 februari 2018, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 maart 2018.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
De voorzitter stelt vast dat de onder a. genoemde straf op 28 februari 2018 is opgelegd en dat in de beschikking is vermeld dat de straf op 27 februari 2018 om 14.00 uur is ingegaan. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is oplegging van een disciplinaire straf met terugwerkende kracht in strijd met de Pbw. De bestreden beslissing dient daarom reeds om die reden te worden geschorst.
Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat de onder b. genoemde maatregel niet meer wordt tenuitvoergelegd. Verzoeker heeft derhalve geen belang bij toewijzing van het verzoek, zodat het zal worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van de onder a. genoemde disciplinaire straf toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van de onder b. genoemde maatregel af.
Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 6 maart 2018.
secretaris voorzitter