Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0542/GA, 14 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/542/GA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 februari 2003, die op 18 april 2003 naar partijen is verstuurd, van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen a/d IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Silvis, en de heer [...], unit-directeur van delocatie De IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen, omdat klager herhaaldelijk heeft geweigerd een opdracht van een personeelslid op te volgen;
b. de manier waarop klager door voornoemd personeelslid is bejegend.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard en het beklag onder b. niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De problemen zijn die middag al begonnen. Mijn vader was overleden en dan is het in mijn cultuur gebruikelijk om iets uit te delen. Ik heb zoet gebak gegeven en daar stelde de penitentiair inrichtingswerkster (piw-ster) vragen over.Toen de deuren om 18.00 uur weer open gingen, wilde ik heel graag bellen in verband met het overlijden van mijn vader. Er is geen belschema en er staan elke dag gedetineerden bij de telefoons aan het einde van de gang. Als ik daarniet ga staan, kan ik niet bellen. Ik heb heel stil gewacht, voorovergebogen met mijn handen in mijn haar en was op een gegeven moment de eerstvolgende aan de beurt. Toen de piw-ster de afdeling kwam opgelopen en zei dat we wegmoesten, heb ik niets gezegd. We zijn ook niet weggegaan. Ze liep daarna meteen door naar de teamkamer. Toen één van de jongens de telefoon ophing, ben ik naar de cel gegaan om te bellen, meer niet. Om 19.30 uur kreeg ik te horendat ik een rapport had gekregen en ik wist niet waarom. Het verhaal van de directeur klopt niet. Ik heb getuigen die dat kunnen bevestigen. Ik heb mij netjes gedragen en heb mijn recht om te bellen gebruikt. Mijn vader is overledenen ik krijg rapport, terwijl een andere gedetineerde wiens moeder is overleden extra aandacht krijgt.

Namens klager is hier nog het volgende aan toegevoegd.
Er bestaat onduidelijkheid over het bevel. Klager zat daar gewoon te wachten op de telefoon en moest weg, terwijl er sprake was van bijzondere omstandigheden, namelijk het overlijden van zijn vader. Hij heeft later van anderenmoeten horen dat hij een rapport kreeg. Klager is zelf niet luidruchtig geweest. Kan er dan over het verstoren van de orde worden gesproken? Er is ten aanzien van hem een onjuiste belangenafweging gemaakt. Er staan onduidelijkhedenin het rapport. Klager is niet weggegaan, terwijl hij volgens het rapport aan de overkant van het vlak is gaan staan met zijn armen over elkaar. Ook blijkt uit het aanvullende rapport dat de anderen zijn weggegaan, terwijl klagerdit bestrijdt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De stukken zijn duidelijk. Na de zitting van de beklagcommissie is nog een aanvullend rapport geschreven. Er verbleven 5 à 6 gedetineerden op het vlak. Er geldt een interne afspraak dat als er drie gedetineerden bellen, er driemogen wachten voorzover de situatie dat toelaat. Er was die dag kabaal, de piw-ster heeft het groepje wachtenden gevraagd weg te gaan en klager bleef staan. Het is klager overigens niet verboden om te bellen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a.
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte daneen strafcel voor de duur van drie dagen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Zij neemt hierbij in aanmerking dat niet aannemelijk is geworden dat klager degenewas die lawaai maakte, dat hij een bijzonder belang had om te telefoneren en dat de regel over het toegestane aantal wachtenden eerder een niet bij een ieder bekend gebruik is dan een voor alle gedetineerden toepasselijk en kenbaarvoorschrift. In dit geval had volstaan kunnen worden met oplegging van een voorwaardelijke straf. Dit betekent dat het beroep op dit onderdeel gegrond zal worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre zal wordenvernietigd en het beklag in zoverre alsnog gegrond zal worden verklaard.
Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 22,50 =.

Ten aanzien van onderdeel b.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50=.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven