Nummer: 17/2950/GB
Betreft: [klager] datum: 2 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.A. Postma, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De raadsvrouw van klager is op 14 december 2017 door een lid van de Raad gehoord.
Van dit horen is een verslag opgemaakt, dat aan klager en zijn raadsvrouw, alsmede aan de selectiefunctionaris is verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen vanuit een zeer beperkt beveiligde inrichting naar de gevangenis, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 5 februari 2008 gedetineerd. Hij verbleef sinds 13 december 2016 in de locatie Westlinge te Heerhugowaard, een zeer beperkt beveiligde inrichting (hierna: z.b.b.i.). Op 24 mei 2017 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers raadsvrouw heeft betoogd dat klager momenteel een gevangenisstraf van 15 jaar ondergaat wegens een levensdelict. Op 19 mei 2017 is klager in de fout gegaan. Klager heeft een vuistslag uitgedeeld. Dat was een eenmalige forse misser. Het gaat echter te ver om daaruit te concluderen dat sprake is van een hoog recidiverisico. De gevolgen voor klager zijn zeer ingrijpend en staan niet in verhouding tot het gebeurde. Klager zit momenteel gesloten en komt, gelet op artikel 1e van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden niet in aanmerking voor promotie naar een plusprogramma, zolang het nieuwe strafbare feit niet is afgedaan. De enige mogelijkheid die derhalve voor klager resteert om alsnog te werken aan een geleidelijke terugkeer in de samenleving, is het alsnog toestaan van detentiefasering. De afweging die de selectiefunctionaris heeft gemaakt bij de beslissing tot terugplaatsing, is te summier. Klager heeft belang bij de mogelijkheid tot faseren voordat zijn VI-datum is bereikt, temeer nu is gebleken dat het faseren voor klager kennelijk problemen oplevert. Het belang bij het stapsgewijs faseren weegt voor klager dus juist zwaar.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager ondergaat een gevangenisstraf wegens een geweldsdelict. Tijdens een regimair verlof heeft klager zich niet aan de voorwaarden gehouden. Zo heeft klager het locatiegebod geschonden en wordt hij daarnaast verdacht van het plegen van een nieuw geweldsdelict (mishandeling). Klager heeft aangetoond dat hij niet met vrijheden kan omgaan en dat er een te hoog recidiverisico is om wederom tot het verlenen van vrijheden over te gaan. Klager is om die reden teruggeplaatst naar een gesloten inrichting.
4. De beoordeling
Uit de stukken volgt dat de klager tijdens regimair verlof het aan hem opgelegde locatiegebod heeft overtreden en dat hij tevens wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit, te weten een mishandeling. Klager heeft bekend een vuistslag te hebben uitgedeeld en hij wordt hiervoor strafrechtelijk vervolgd. Deze omstandigheden vormen een forse contra-indicatie voor plaatsing in een z.b.b.i, gelet op het open karakter daarvan. De selectiefunctionaris heeft dan ook op basis daarvan in redelijkheid de bestreden beslissing kunnen nemen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 2 maart 2018.
secretaris voorzitter