nummer: 17/3157/GM
betreft: [klager] datum: 22 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager,gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 september 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het (toenmalige) ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Ingevolge artikel 29, eerste lid, Pm dient een klacht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts te worden ingediend uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelen waartegen de klacht zich richt, heeft plaatsgevonden.
Klagers ongedateerde klacht is op 28 juli 2017 door het hoofd zorg ontvangen. In de klacht heeft klager vermeld dat hij zich beklaagt over medisch handelen dat op of rond 19 oktober 2016 heeft plaatsgevonden. Wat er ook zij van de stelling van klagers raadsman dat de inrichtingsarts toentertijd aan klager zou hebben voorgesteld om de gezondheidsklachten nog even aan te zien om te kijken of ze overgingen, naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager, gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Pm niet tijdig een klacht ingediend. Zij zal derhalve klager niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaren.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 maart 2018
secretaris voorzitter