Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2523/GA en 17/2535/GA, 21 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2523/GA en 17/2535/GA

 

betreft: [Klager]           datum: 21 februari 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van het Justitieel Complex Zaanstad, alsmede van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Plas, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het Justitieel Complex Zaanstad. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], stagiaire bij voormelde inrichting. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, met ingang van 24 april 2017, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde (ZS-JH-2017-284).

 

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van

€ 70,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur erkent dat het schriftelijk verslag van 24 april 2017 niet aan klager is aangezegd, maar kan zich niet in het materieel oordeel van de beklagrechter vinden. Uit voormeld verslag blijkt dat klager een aandeel heeft gehad in een vechtpartij tussen gedetineerden tijdens het luchtmoment op 24 april 2017, waarbij is geschopt en geslagen, als gevolg waarvan de orde, rust en veiligheid in de inrichting in gevaar zijn gebracht. Het personeel heeft niet elke gedetineerde kunnen herleiden, maar de gedetineerden van wie is waargenomen dat zij bij de vechtpartij betrokken waren en die van de gedetineerde die op de grond lag, af moesten worden getrokken, hebben een rapport gekregen. Klager is niet gestraft voor schoppen of slaan, maar voor zijn betrokkenheid bij de vechtpartij. Elke vorm van geweld is, zoals beschreven in artikel 1.1 van de huisregels van het Justitieel Complex Zaanstad, verboden in de inrichting en dergelijk gedrag kan niet worden getolereerd. Voor zover klager stelt dat hij wilde ingrijpen en de ‘agressor’ wilde wegduwen, acht de directeur het zeer onverstandig dat klager zich in de vechtpartij heeft gemengd. Dit geldt temeer nu het personeel op de luchtplaats aanwezig was. Geen van de gedetineerden die voor hun aandeel in de vechtpartij zijn gestraft, heeft erkend bij de vechtpartij betrokken te zijn geweest. Het feit dat niet alle gedetineerden beklag hebben ingediend, betekent niet dat zij schuld erkennen. Het schriftelijk verslag biedt voldoende grondslag om de bestreden disciplinaire straf te kunnen opleggen. De camerabeelden waarvan klager inzage heeft verzocht, waren, voor zover de directeur heeft kunnen nagaan, niet beschikbaar. Mogelijk was er op de dag van de vechtpartij een storing als gevolg waarvan geen beelden van die dag zijn opgenomen. Het bekijken van de camerabeelden is nu overigens hoe dan ook niet meer mogelijk, daar camerabeelden na zeven dagen worden overschreven.     

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager vindt de compensatie die de beklagrechter hem heeft toegekend, te laag voor het onrecht dat hem is aangedaan. Twee gedetineerden hebben gevochten met een andere gedetineerde. Het personeel heeft verklaard dat vier gedetineerden vochten met een andere gedetineerde, maar dit klopt niet. Klager stond bij een groep gedetineerden die aan het kaarten was. Er brak plotseling een gevecht uit en klager heeft geprobeerd de vechtende gedetineerden uit elkaar te halen door de gedetineerde die bovenop een andere gedetineerde zat, die op dat moment op de grond lag, weg te duwen. Het personeel is tussenbeide gekomen en heeft de vechtpartij beëindigd. Klager mocht het luchten gewoon afmaken, maar werd aan het einde van de dag plotseling gesanctioneerd. De gedetineerden die bij de vechtpartij betrokken waren zijn direct bestraft. Uit het verslag blijkt niet van enig overzicht van de situatie. Het feit dat klager tussenbeide is gekomen, maar zelf niet heeft gevochten, past binnen de lezing van het verslag. Bij een volgende vechtpartij zou klager weer proberen tussenbeide te komen. Op de luchtplaats hangen camera’s waarvan klager de beelden had willen bekijken. Aan een disciplinaire straf als de onderhavige dient gedegen onderzoek ten grondslag te liggen en het is niet duidelijk waarom niet is getracht de beelden te bekijken. Nu de camerabeelden ontbreken en het verslag veel onduidelijkheden bevat, kan niet worden vastgesteld dat klager bij de vechtpartij betrokken is geweest.  

 

3.         De beoordeling

Blijkens het schriftelijk verslag van 24 april 2017 is op de bewuste dag onder een afdak op de luchtplaats een vechtpartij tussen twee gedetineerden uitgebroken, waarbij een van hen (H.) ten val is gekomen. Vervolgens hebben meer gedetineerden zich op H. gestort en hem geschopt en geslagen. Het personeel dat op de luchtplaats aanwezig was, heeft de gedetineerden uit elkaar gehaald, waarna zich wederom meer gedetineerden op H. hebben gestort. Er ontstond een chaos als gevolg waarvan het personeel de vechtersbazen, onder wie klager, onder controle moest houden.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede op het verhandelde ter zitting, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager bij de vechtpartij op 24 april 2017 betrokken is geweest. Dat niet exact kan worden vastgesteld welke rol klager daarbij heeft gehad, doet daaraan niet af. Hij was aanwezig bij het ontstaan van de vechtpartij en heeft zich daarvan kennelijk niet gedistantieerd. Daarbij komt dat hij door het personeel als een van de vechtersbazen is aangewezen. De directeur heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat de orde, rust en veiligheid in de inrichting door de vechtpartij (ernstig) zijn verstoord en klager zodoende een disciplinaire straf kunnen opleggen voor het aandeel dat hij daarin heeft gehad. Het beroep dat de directeur tegen de uitspraak van de beklagrechter heeft ingediend zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

Nu echter vaststaat dat vorenbedoeld schriftelijk verslag in strijd met het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Pbw niet aan klager is aangezegd, zal de uitspraak van de beklagrechter wat dat onderdeel betreft in stand blijven. De beroepscommissie matigt de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming daarom tot € 25,=. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het door klager ingestelde beroep tegen de hoogte van de door de beklagrechter aan hem toegekende tegemoetkoming ongegrond en het door de directeur ingestelde beroep tegen het materieel oordeel en de toegekende tegemoetkoming van de beklagrechter gegrond. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 25,= toekomt en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor het overige.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 februari 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven