Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3302/TA, 26 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                              

 

 

 

nummer:           17/3302/TA

 

betreft: [klager]            datum: 26 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 september 2017 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 maart 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], stafmedewerker juridische zaken. Als toehoorder was tevens ter zitting aanwezig […], eveneens stafmedewerker juridische zaken bij voormelde inrichting.

 

Klager heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld

Het beklag betreft een ordemaatregel van afzondering ingaande op 21 februari 2017 en eindigend op 10 maart 2017 (Me 2017-000023).

 

De beklagcommissie heeft het beklag inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt nog nader toegelicht. Uit de overgelegde wettelijke aantekeningen volgt niet het beeld dat in de reactie van het hoofd van de inrichting van klager wordt geschetst. Er was geen sprake van een geladen situatie. Klager bestrijdt dat hij gezegd zou hebben dat hij uiteindelijk zou ontploffen. Het klopt dat hij ongehoorzaam is geweest. In de overgelegde pro justitia rapportage van de psycholoog Van A. wordt opgemerkt dat klagers gedrag milder is geworden waardoor er van fysieke agressie geen sprake meer is geweest. De stelling dat klagers reputatie heftig is, is niet onderbouwd en niet juist. Hetgeen beschreven wordt vond plaats in het verleden in de Pompestichting en niet in de huidige inrichting. Dat medeverpleegden opgelucht zouden zijn geweest na klagers afzondering is, wat daar ook van zij, geen reden om de afzondering zestien dagen te laten voortduren. De beklagcommissie lijkt de rechtsregel te hanteren dat afzondering in beginsel voor vier weken wordt opgelegd en daarna wordt uitgefaseerd. Gelet op de relatieve heftigheid van het incident had de afzondering korter kunnen duren. Verwezen wordt naar de weekrapportage sociotherapie, bijlage 1 bij de reactie van het hoofd van de inrichting op het beklag, waaruit volgt dat klager ontspannen en vriendelijk in contact was. Er was geen noodzaak om klager zestien dagen lang af te zonderen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beeld dat in de wettelijke aantekeningen wordt geschetst is een algemeen beeld. Dit beeld wordt van klager gezien in een periode waarin geen behandeldruk wordt uitgeoefend. Er was continu sprake van ondermijnend gedrag waarin klager, wanneer hem bijvoorbeeld door een sociotherapeut wordt gevraagd om iets te doen, wil laten zien dat hij de baas is over zijn acties/handelingen. Hij wil zijn autonomie laten zien. Op 21 februari 2017 was er sprake van een onderhuids dreigende houding en verkapte dreigementen.

In verband met die concrete gebeurtenis en ook in verband met eerdere incidenten is klager afgezonderd en niet zozeer omdat hij geen aanwijzingen van het personeel opvolgde. In FPC Dr. S. van Mesdag hadden geen eerdere incidenten plaatsgevonden. In de betreden beslissing wordt gedoeld op incidenten in de vorige inrichting. In de huidige inrichting heeft geen behandeling plaatsgevonden. Er zijn geen gesprekken gevoerd over agressie-opbouw. Dit maakt dat het voor het team zeer lastig is om klager in te schatten. Uit de pro justitia rapportage volgt dat in de Pompestichting sprake was van ernstige bedreigingen. Hij heeft gedreigd om een medepatiënt neer te steken. Klager heeft een hoge psychopathie score en kan zich lang beheersen totdat hij acting out gedrag laat zien. Er kwamen signalen van medepatiënten dat klager hen onder druk zette en dat zij hem moesten betalen. Nadat klager was afgezonderd, waren de medepatiënten opgelucht. Er wordt geen regel gehanteerd dat afzondering in beginsel voor de duur van vier weken wordt opgelegd en dat daarna wordt uitgefaseerd. Meerdere malen per week wordt geëvalueerd of het nog noodzakelijk is om de afzondering te laten voortduren. Klager kon niet meer terugkeren naar de afdeling. Op de crisisunit was geen ruimte. De afzondering heeft voortgeduurd totdat klager kon worden overgeplaatst naar een andere afdeling. 

 

3.         De beoordeling

Klager heeft bij een gesprek over het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel gezegd dat het behandelteam hem steeds verder de keel dichtsnoerde en hij daardoor uiteindelijk zou ontploffen. Het personeel heeft deze uitspraken serieus genomen en als dreigend ervaren. Dit vormde in beginsel voldoende grondslag om klager een ordemaatregel van afzondering op te leggen. Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn door de inrichting echter onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigden om de afzondering van klager langer dan een week te laten duren. In de wettelijke aantekeningen en de door de raadsman overgelegde pro justitia die betrekking hebben op dezelfde periode wordt een rustiger beeld van klager weergegeven dan het beeld dat de inrichting van klager heeft geschetst, welk beeld een afzondering voor de duur van zestien dagen zou noodzaken. Naar het oordeel van de beroepscommissie was er geen grond om klagers afzondering na een week nog te doen voortduren. Voor zover klagers afzondering langer dan een week heeft geduurd zal de beroepscommissie het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal klager ter zake een tegemoetkoming toekennen van € 67,50. Zij zal het beroep voor het overige ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de afzondering van klager langer dan een week heeft geduurd, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 67,50. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 maart 2018.

 

 

              

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven