nummer: 17/2360/GA
betreft: [Klager] datum: 2 maart 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Iwema, namens
[Klager], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat ten onrechte een celinspectie bij klager is uitgevoerd om 08.00 uur in de ochtend (PD 2017-000326).
De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, nu bij een celinspectie sprake is van delegatie door de directie. Er was geen enkele aanleiding voor de celinspectie.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat een celinspectie wordt opgedragen door de directeur. Daarom is sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter dan ook vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Op grond van artikel 34 van de Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. De beroepscommissie acht het tijdstip van 08.00 uur in de ochtend voor een celinspectie niet onredelijk of onbillijk. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. van der Nat en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 2 maart 2018.
secretaris voorzitter