Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2326/GA, 23 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2326/GA

 

betreft: [klager]            datum: 23 februari 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P Jongsma, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Lelystad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag houdt in dat de directeur geen aanvraag tot plaatsing van klager in een basis-penitentiair programma (bpp) heeft ingediend bij de selectiefunctionaris.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De directeur heeft de detentiefasering niet opgestart in verband met een negatief advies van de politie over het (verlof)adres. De directeur had de aanvraag niettemin aan de selectiefunctionaris moeten zenden, omdat dat de instantie is die beslist over de detentiefasering. 

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de politie op 8 november 2016 ten behoeve van een verlofaanvraag van klager negatief heeft geadviseerd over het verlofadres. De directeur heeft klager niettemin verlof toegestaan op het niet goedgekeurde adres. Dit verlof is goed verlopen. Vervolgens was er gelet op klagers einddatum onvoldoende tijd om de door klager verzochte detentiefasering in gang te zetten, aldus de directeur. De directeur heeft niet toegelicht waarom klager op het betrokken adres wel verlof kon genieten, maar dit adres in de weg stond aan het (tijdig) indienen van een aanvraag tot plaatsing in een bpp bij de selectiefunctionaris. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur tekort is geschoten in zijn zorgplicht ten aanzien van klagers detentiefasering. Zij zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 20,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. van der Nat en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 23 februari 2018.

 

                                             

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven