Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2321/GA, 23 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2321/GA

betreft: […]      datum: 23 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Vught (p.i.),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman T.P.M. Kouwenaar, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager niet werd uitgesloten (VU 2017-000066).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het UWV/GAK heeft mij arbeidsongeschikt verklaard en daar dient geen p.i. zich boven te stellen.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Dat klager arbeidsongeschikt zou zijn werd niet bevestigd door de medische dienst. Om die reden is klager tijdens de arbeidsuren ingesloten geweest in de periode 2 tot 6 januari 2017.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in de inrichting een andere functie en karakter heeft dan arbeid in de vrije maatschappij. Arbeid dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de inrichting kunnen worden verricht, dient de inrichtingsarts een zelfstandige afweging te maken over de arbeids(on)geschiktheid van de gedetineerde. De omstandigheid dat een gedetineerde buiten detentie geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard, betekent niet per definitie dat dit oordeel binnen detentie dient te worden nagevolgd. Uitsluitend ten aanzien van gedetineerden die door de inrichtingsarts arbeidsongeschikt zijn verklaard en voor onbepaalde tijd niet aan de arbeid kunnen deelnemen, heeft de directeur de inspanningsverplichting hen in staat te stellen zich gedurende de arbeidsuren buiten hun verblijfsruimte op te houden en hen zoveel mogelijk een vervangend programma aan te bieden.

Vast staat dat klager niet arbeidsongeschikt was verklaard door de inrichtingsarts in de betrokken periode dat klager tijdens de arbeid niet werd uitgesloten. Nu gedetineerden op grond van de artikelen 20, tweede lid, 21 en 22, eerste lid, Pbw kunnen worden ingesloten als zij niet deelnemen aan de arbeid en geen sprake was van door de inrichtingsarts vastgestelde arbeidsongeschiktheid, is de beslissing van de directeur om klager niet uit te sluiten tijdens de arbeidstijd niet onredelijk of onbillijk, noch in strijd met enig wettelijk voorschrift.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met verbetering van de gronden.

 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. van der Nat en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 23 februari 2018.

 

                                             

 

                                   secretaris                                            voorzitter

 

Naar boven