Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1941/GA, 21 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1941/GA

betreft:               [klager]                datum: 21 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 19 juni 2017, ingediend door …], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 mei 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Klager beklaagt zich erover dat hij de uitspraak van de RSJ d.d. 4 januari 2017 op klagers schorsingsverzoek m.b.t. een opgelegde disciplinaire straf  te laat ontving, namelijk pas een maand later.

Klager werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is niet gehoord door de schorsingsvoorzitter voordat uitspraak werd gedaan. Alles in de p.i. gebeurt onder leiding van de directeur. Het personeel voert het werk uit namens de directeur. Als er iets wordt toegestuurd, dient klager dat via het personeel op tijd te ontvangen. Als dat niet gebeurt, moet hij daartegen in beklag kunnen gaan.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts gaf de directeur aan dat klager geen nadeel heeft ondervonden door het te laat toesturen van het schorsingsverzoek, nu dit werd afgewezen.

 

3.            De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager tegen een beslissing van de directeur van

2 januari 2017, inhoudende een disciplinaire straf, een schorsingsverzoek heeft ingediend bij de RSJ. Dat verzoek werd afgewezen door de schorsingsvoorzitter op 4 januari 2017. Die afwijzende beslissing, is door de RSJ op 4 januari 2017 naar zowel de directeur als naar klager verzonden. Klager ontving de beslissing echter pas een maand later, van (een) medewerker(s) van de p.i., hetgeen de directeur niet heeft weersproken. Gelet op het voorgaande kan het uitreiken van de beslissing aan klager gezien worden als een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60 Pbw. Klager zal dan ook ontvangen worden in zijn beklag.

Op grond van artikel 66, tweede lid van de Pbw deelt de voorzitter de beslissing op een schorsingsverzoek onverwijld mede aan de directeur en de klager. Op grond van artikel 36 Pbw heeft klager het recht post te ontvangen. De directeur moet hem die post uitreiken, tenzij er op grond van artikel 36, vierde lid van de Pbw een reden is om dat niet te doen. Van een dergelijke reden is niet gebleken. Het is de zorgplicht van de directeur dat het uitreiken van post ook (tijdig) gebeurt. De beslissing werd aan klager uiteindelijk een maand later uitgereikt. Van een tijdige uitreiking van de beslissing van de schorsingsvoorzitter aan klager is dan ook geen sprake, zodat schending van de zorgplicht van de directeur kan worden aangenomen.

Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De beroepscommissie, ziet gelet op het feit dat het schorsingsverzoek werd afgewezen, geen termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden in tegenwoordigheid van secretaris

mr. A.G. Dekker, op 21 februari 2018

 

 

 

 

 

 

 

               

 

 

 

 

                secretaris            voorzitter

 

Naar boven