Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1269/GA, 21 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1269/GA

betreft: [Klager]           datum: 21 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Slijters, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 april 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsvrouw, mr. A. Slijters. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van de p.i. Groot Alphen te Alphen aan den Rijn is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat klager, die op de Extra Zorgvoorziening (EZV) verblijft en langdurig arbeidsongeschikt is, gedurende de arbeidsblokken geen vervangend programma wordt aangeboden (AR-2017-005).

 

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, doch klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is langdurig arbeidsongeschikt. Hij is tijdens arbeidsblokken ingesloten en hem is geen alternatief programma geboden. De klacht die hij daartegen heeft ingediend, is door de beklagcommissie gegrond verklaard. De directeur heeft ter zitting van de beklagcommissie aangevoerd dat klager vanaf dat moment gedurende de arbeidsblokken mee zou kunnen naar de arbeidszaal om aldaar zelf in te vullen activiteiten te verrichten. De beklagcommissie heeft het door de directeur voorgestelde alternatief toereikend geacht en klager daarom geen tegemoetkoming toegekend. Daartegen richt zich het beroep. Het feit dat de directeur ter zitting een alternatief heeft geboden neemt immers niet weg dat klager tot dat moment telkens ten onrechte ingesloten is geweest. Overigens is klager geen daadwerkelijk alternatief geboden, nu hij arbeidsongeschikt is verklaard, omdat hij zich vanwege psychische klachten niet in een groep kan bevinden en derhalve niet op de arbeidszaal kan zijn. Daarbij komt dat hem feitelijk nooit is aangeboden dat hij mee kan naar de arbeid en dat hij gedurende de arbeid nog steeds structureel wordt ingesloten. De uitspraak van de beklagcommissie heeft daarin geen verandering gebracht. Namens klager wordt verwezen naar RSJ 25 mei 2016, 16/565/GA. Mede gelet op deze uitspraak zou toekenning van een tegemoetkoming van € 50,= aan klager redelijk zijn geweest.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De directeur heeft ten aanzien van gedetineerden die als gevolg van structurele omstandigheden in hun persoon gelegen, zoals bijvoorbeeld langdurige of permanente arbeidsongeschiktheid, niet aan de arbeid kunnen deelnemen, een inspanningsverplichting de gedetineerde niet alleen in staat te stellen zich gedurende arbeidsuren buiten zijn cel op te houden, maar hem tijdens die uren zoveel mogelijk een vervangend programma aan te bieden. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur in het onderhavige geval niet aan zijn inspanningsverplichting jegens klager heeft voldaan. Nu klager telkens ten onrechte gedurende arbeidsblokken ingesloten is geweest en vaststaat dat hij daarvan nadeel heeft ondervonden, dient hij daarvoor te worden gecompenseerd. Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, ziet de beroepscommissie die compensatie niet in het ter zitting van de beklagcommissie door de directeur aangeboden alternatief voor de toekomst. Dat compenseert immers niet het telkens insluiten in het verleden. 

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal klager alsnog een tegemoetkoming toekennen voor de periode dat hij ten onrechte tijdens de arbeidsblokken ingesloten is geweest. Zij begroot de hoogte daarvan op basis van de periode tussen het indienen van het klaagschrift en de uitspraak van de beklagcommissie op € 50,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en kent klager alsnog een tegemoetkoming toe. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 februari 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven