Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0397/SGA, 23 februari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:23-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 18/397/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 23 februari 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 21 februari 2018, inhoudende een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel ingaande 21 februari 2018 om 14.00 uur omdat klager wederom plaatsing in een meerpersoonscel weigert.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 21 februari 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 februari 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte gemeenschap is geplaatst, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht.

In het tweede lid is bepaald dat ongeschiktheid van een gedetineerde als bedoeld in het eerste lid kan samenhangen met:

a. diens psychische gestoordheid;
b. diens verslavingsproblematiek;
c. diens gezondheidstoestand;
d. diens gedragsproblematiek;
e. de achtergrond van het door hem gepleegde delict;
f. de aan hem opgelegde beperkingen.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie vormt de weigering om in een meerpersoonscel geplaatst te worden grond voor disciplinaire bestraffing.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat eerder al een klaagschrift is ingediend tegen de beslissing van de directeur van 16 februari 2018. De beslissing van de directeur van 21 februari 2018 vermeldt als reden voor de disciplinaire straf enkel de nieuwe weigering van verzoeker om naar een meerpersoonscel te gaan. Uit de beslissing blijkt niet dat door de directeur, ondanks het tijdsverloop, inmiddels wel bij de voorgaande inrichting is geïnformeerd naar contra-indicaties.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat er geen indicaties zijn waaruit blijkt dat verzoeker niet duocel geschikt zou zijn. In het meegestuurde selectieadvies van de p.i. Leeuwarden blijkt niet van een dergelijke indicatie. In meegestuurde verslaglegging uit de D&R rapportage van de afdeling zorg wordt over de jaren meerdere malen aangegeven dat verzoeker duocel geschikt was. De psycholoog heeft verzoeker op de strafafdeling bezocht. De psycholoog ziet behalve beheersproblematische problematiek, geen aanwijzingen voor een psychiatrisch toestandsbeeld. Wel moet rekening gehouden worden met de veiligheid voor anderen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan niet gezegd worden dat er geen enkele contra-indicatie is voor plaatsing van verzoeker op een meerpersoonscel. Gelet op de recente bevindingen van de psycholoog, lijkt er gedragsproblematiek aanwezig en dit past bij de stelling van verzoeker dat hij in de vorige p.i. op een enkelcel is geplaatst vanwege agressieproblemen. Gelet hierop moet de beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf aan verzoeker wegens zijn weigering om in een meerpersoonscel geplaatst te worden als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt en is er een spoedeisend belang om thans over te gaan tot schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang totdat op het klaagschrift is beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 februari 2018

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven