nummer: 17/2610/JA
betreft: [klager] datum: 23 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], geboren op [ 1996], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt te Cadier en Keer, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn, en […], directeur van Het Keerpunt, en […], juridisch adviseur.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het geen onderwijs kunnen volgen in de week van 7 november 2016 (J2016/169).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Dat vervanging van een zieke leerkracht voor jongeren op de ITA niet eenvoudig is, neemt niet weg dat klager wel aanspraak op onderwijs kan maken. In geval van uitval van een leerkracht door langdurige ziekte ligt het daarom op de weg van de inrichting om vervanging te regelen, ook al is dat niet eenvoudig.
Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De speciaal voor de ITA aangestelde leerkracht was langdurig ziek en niet makkelijk te vervangen, waardoor is geprobeerd iets andere blokken aan te bieden. In de desbetreffende periode was klager steeds minder gemotiveerd. Hij heeft vanaf medio december 2016 nauwelijks nog onderwijs gevolgd.
3. De beoordeling
In artikel 52, eerste lid, Bjj is bepaald dat de jeugdige verplicht is tot het volgen van onderwijs dan wel het deelnemen aan andere activiteiten in het kader van zijn pedagogische vorming. Volgens het tweede lid van dit artikel draagt de directeur zorg voor de beschikbaarheid van onderwijs en andere activiteiten in het kader van de pedagogische vorming, alsmede voor de voorziening daarin door daarvoor in aanmerking komende functionarissen.
Ten tijde van de klacht was klager 20 jaar en niet leerplichtig. Voorts is door klager gesteld, maar niet gebleken dat de directeur zich onvoldoende heeft ingespannen een voor de doelgroep van de ITA geschikte vervangende docent te zoeken of alternatieve blokken aan klager aan te bieden. In dit verband is nog van belang dat de beklagrechter heeft overwogen dat klager een actieve houding ten aanzien van onderwijs ontbeerde en dat de directeur ter zitting van de beroepscommissie heeft verklaard dat klager steeds minder gemotiveerd was, hetgeen door klager in beroep niet is betwist.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 februari 2018.
secretaris voorzitter