nummer: 17/1696/JA
betreft: [klager] datum: 23 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], geboren op [ 1996], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 mei 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt te Cadier en Keer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn, en […], directeur van Het Keerpunt, en […], juridisch adviseur.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het ontbreken van een perspectiefplan en het tekortschieten in klagers behandeling (J2017/39).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een perspectiefplan is niet drie weken na binnenkomst van klager in Het Keerpunt opgesteld. Zelfs zes maanden later en voorafgaand aan de observatieplaatsing in De Hartelborgt was er nog steeds geen perspectiefplan.
Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was wel een perspectiefplan. Klager heeft zelf het verder actualiseren van het perspectiefplan tegengehouden omdat klager weigerde over zijn behandeling in gesprek te gaan. Na terugkeer uit de FOBA van De Hartelborgt heeft door klagers opstelling gedurende een maand geen bespreking met klager kunnen plaatsvinden.
3. De beoordeling
Klagers enkele stelling dat er geen perspectiefplan was opgesteld en dat daardoor zijn behandeling zou zijn geschaad is niet aannemelijk te achten. Klager is niet ter zitting van de beklagrechter verschenen om zijn klacht toe te lichten. In beroep heeft klager zijn stelling enkel herhaald. De directeur heeft in beklag en beroep verklaard dat wel degelijk sprake was van een perspectiefplan voor klagers behandeling, met nummer 8 betreffende de periode 30 augustus 2016 tot en met 19 december 2016, alsmede dat klager verdere actualisering daarvan heeft tegengehouden door niet aan de door de inrichting voorgestane behandeling mee te willen werken, hetgeen ook geldt voor de periode na terugkeer uit de observatieplaatsing in De Hartelborgt. Dat klager na terugkeer uit De Hartelborgt op 20 februari 2017 niet aan de geadviseerde en door Het Keerpunt in te zetten verdere behandeling van klager heeft willen meewerken, is aan de orde in onder meer zijn beroepen 17/3007/JA, 17/3005/JA, 17/1873/JA, 17/3010/JA, 17/3009/JA, 17/2618/JA, 17/2998/JA, 17/2994/JA, 17/2614/JA, 17/2615/JA en 17/2993/JA betreffende het wegens klagers weigerende houding verlengen van het aan hem opgelegde inkomstenprogramma en het vervolgens opgelegde en verlengde doseerprogramma. Deze beroepen zijn, voor zover klager daarin kan worden ontvangen, bij uitspraak van heden ongegrond verklaard.
Het onderhavige beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 februari 2018.
secretaris voorzitter