Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1202/SGA, 13 juni 2003, schorsing
Uitspraakdatum:13-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1202/SGA

Betreft: [klager] datum: 13 juni 2003

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de gevangenis Nieuw Vosseveld van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting d.d. 6 juni 2003, inhoudende de oplegging van eendisciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen cel, eindigend op 13 juni 2003 om 15.20 uur, wegens het niet meewerken aan een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 7 juni 2003 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 13 juni 2003.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk toegelicht en daarbij - voor zover hier van belang - aangevoerd dat de hem opgelegde disciplinaire straf onterecht is. Verzoeker is niet in staat om onder toezicht urine te produceren. Datis bij de beroepscommissie bekend. Verzoeker is in 2000 door de beroepscommissie in het gelijkgesteld (BC 2 februari 2000, A 99/802/GA) in een soortgelijke zaak. In de inrichtingen waar verzoeker nadien verbleef kon hij steedsmiddels een speciale procedure meewerken aan de urinecontroles. Verzoeker heeft in Vught bij binnenkomst aangegeven geen urine onder toezicht te kunnen produceren. Desondanks werd verzoeker op 6 juni 2003 verplicht om mee te werkenaan een urinecontrole waarbij er voortdurend toezicht werd gehouden door een penitentiair inrichtingswerker. Verzoeker kon binnen de daarvoor bestemde tijd geen urine produceren en hij is toen bestraft met de onderhavigedisciplinaire straf. Verzoeker is van mening dat die straf onredelijk en onbillijk is.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker heeft niet voldaan aan de opdracht om urine te leveren ten behoeve van een urinecontrole op 6 juni 2003. Op genoemde datum kreeg verzoekeromstreeks 09.00 uur de opdracht urine af te staan. Verzoeker gaf aan hieraan niet te kunnen voldoen. Aan verzoeker is tot 13.00 uur de tijd geboden om alsnog urine te produceren. Verzoeker heeft hieraan niet voldaan. Nadien heeftverzoeker in zijn eigen cel urine in een drinkbeker gedaan. Verzoeker is door de directeur gehoord en gaf aan niet onder toezicht te kunnen urineren. Reden daarvoor was volgens verzoeker dat het "tussen zijn oren niet goed zat".Desgevraagd gaf verzoeker aan dat hij hiervoor niet bij een deskundige als een psychiater is geweest.

2.
De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is omthans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter overweegt nog dat hij het - mede gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde uitspraak van de beroepscommissie (nr. A 99/802/GA) - voorstelbaar acht dat de directeur, teneinde problemen in de toekomst te voorkomen,verzoeker in de gelegenheid stelt te spreken met de inrichtingsarts c.q. inrichtingspsychiater over zijn gestelde onmogelijkheid medewerking te verlenen aan de urinecontrole, voor zover een en ander onder toezicht geschiedt.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W.P. Verheugt, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 juni 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven