nummer: 02/2458/GA
betreft: [klager] datum: 10 juni 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 26 september 2002, die op 28 oktober 2002 naar partijen is verzonden, van de beklagcommissie bij de locatie stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Nadat de zaak op 15 april 2003 is aangehouden en in een verslag een aantal vragen met betrekking tot het laten maken van een Thoraxfoto ter beantwoording aan de directeur is voorgelegd, is ter zitting van de beroepscommissie van 8mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, [...], unit-directeur van de locatie stadsgevangenis Rotterdam, gehoord.
Klager is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een maatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van twee weken, omdat klager heeft geweigerd mee te werken aan het maken van een Thoraxfoto waardoor hij niet aan dearbeid kan deelnemen en geen loonvervangende financiële tegemoetkoming krijgt;
b. het feit dat een hoeveelheid bij binnenkomst van klager in de inrichting aangetroffen softdrugs in beslag is genomen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In antwoord op de door de beroepscommissie aan mij gestelde vragen kan ik het volgende mededelen.
Het is in de inrichting praktijk om van gedetineerden die vanuit de vrije samenleving binnenkomen een Thoraxfoto te laten maken en van gedetineerden die vanuit een andere inrichting komen niet. Klager kwam vanuit de vrijesamenleving in de inrichting. Indien zich bij het maken van de foto problemen voordoen, wordt iemand voor de duur van veertien dagen in afzondering geplaatst en wordt gekeken of die persoon ziektesymptomen vertoont.
Het was mij niet bekend dat het voor klager binnen een periode van zeven maanden de achtste keer zou zijn dat van hem een röntgenfoto zou worden gemaakt. Ik ben dit nagegaan en uit dit onderzoek is het volgende gebleken. Klagerverbleef van 6 augustus 2001 tot 6 november 2001 in detentie en toen is een foto gemaakt. Daarna verbleef hij van 6 augustus 2002 tot 13 september 2002 in detentie en toen heeft hij het maken van de foto geweigerd. Dat zou de tweedekeer zijn dat een Thoraxfoto zou worden gemaakt. Daarna heeft hij in november 2002 en december 2002 nog in detentie verbleven waarbij het maken van de foto geen problemen opleverde. De Thoraxfoto liet geen afwijkingen zien.
Voor de beantwoording van de vraag of het schadelijk voor de gezondheid is om meerdere röntgenfoto’s te laten maken binnen een relatief korte periode, heb ik advies gevraagd aan de medische dienst van de inrichting. Het op schriftgestelde advies overhandig ik de voorzitter. De conclusie is dat het niet gevaarlijk of levensbedreigend is voor gedetineerden om meerdere keren per jaar een foto te laten maken.
3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur tot oplegging aan klager van een maatregel van plaatsing in afzondering in een andereverblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij merkthierbij op dat niet is gebleken van een legitieme reden voor klager om het laten maken van een Thoraxfoto te weigeren. Het beroep zal daarom op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot onderdeel b.
Ingevolge artikel 45, vijfde lid, Pbw is de directeur bevoegd voorwerpen ten aanzien waarvan geen toestemming is verleend danwel voorwerpen die zijn verboden, ingevolge het eerste onderscheidenlijk het tweede lid van dit artikel, inbeslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
De directeur heeft voor de beklagcommissie verklaard dat de bij klager aangetroffen en in beslag genomen hoeveelheid softdrugs aan de recherche is overhandigd.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zaldaarom ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juni 2003
secretaris voorzitter