nummer: 17/2491/GA
betreft: [klager] datum: 15 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is gehoord klagers raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van voormelde locatie heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van goederen na overplaatsing van klager van de locatie Roermond naar de p.i. Krimpen aan den IJssel (R-2017-000134).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Door de beklagcommissies van de p.i. Krimpen aan den IJssel en locatie Roermond zijn uitspraken gedaan in de onderhavige zaak welke tegenstrijdig zijn en ten onrechte tot niet-ontvankelijkheid hebben geleid en daarmee ten onrechte niet inhoudelijk is geoordeeld over het beklag.
Wat betreft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt heeft klager de volgende toelichting verstrekt.
Klager stelt dat hij niet zelf zijn goederen heeft ingepakt en dat sprake was van een strafoverplaatsing. Klager heeft bij binnenkomst bij de p.i. Krimpen aan den IJssel aangegeven dat zijn radio ontbrak en eventueel ook kleding. Klager heeft afgewacht of er met de nazending van de radio ook kleding werd meegezonden. Dit bleek niet het geval. Klager kan niet nader specificeren welke kledingstukken ontbreken, behalve dat één van de ontbrekende items van het merk Ajax was. Klager kan geen bonnetjes overleggen van de ontbrekende kleding.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er was geen sprake van een strafoverplaatsing van klager naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager is zelf in de gelegenheid gesteld om zijn goederen mee te nemen vanuit zijn cel voorafgaand aan zijn overplaatsing. Uit de registratiekaart van de goederen die klager onder zijn berusting had op de locatie Roermond blijkt tevens dat klager voor akkoord heeft getekend voor zijn privégoederen die hij onder zijn berusting had. Omtrent de vraag welke p.i. of instantie verantwoordelijk is bij klachten over verstuurde goederen tussen p.i.’s door de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) merkt de directeur op dat de ontvangende inrichting na tekenen van ontvangst van de goederen verantwoordelijk is.
3. De beoordeling
Bij het vervoer van goederen bij een overplaatsing naar een andere inrichting is het uitgangspunt dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht en dat na het tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting de verantwoordelijkheid overgaat op deze inrichting (circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade van 31 oktober 2014, kenmerk 578934).
Uit de vrachtbrief 15024555 blijkt dat op 26 januari 2017 twee dozen met goederen zijn afgeleverd bij de p.i. Krimpen aan den IJssel en voor de ontvangst van deze twee dozen is getekend. Voorts heeft de p.i. Krimpen aan den IJssel ook voor ontvangst getekend – blijkens de vrachtbrief van 15024695 – van de nagezonden doos met daarin de radio.
Klager heeft op 14 februari 2017 beklag ingediend bij de beklagcommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op 20 juni 2017 heeft de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, nu naar het oordeel van de beklagcommissie de p.i. Krimpen aan den IJssel geen verantwoordelijk draagt voor het toezenden van de spullen, maar de locatie Roermond. De beklagcommissie heeft de klacht ter verdere behandeling doorgezonden naar de beklagcommissie van de locatie Roermond.
Vervolgens is klager eveneens door de beklagrechter van de locatie Roermond niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, nu de beklagrechter heeft geoordeeld dat de aansprakelijkheid voor de goederen van klager is overgegaan op de ontvangende inrichting, te weten de p.i. Krimpen aan en IJssel. De beklagrechter heeft het beklag vervolgens niet doorgezonden naar de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel.
De beroepscommissie stelt vast dat in de p.i. Krimpen aan den IJssel is getekend voor ontvangst van goederen van klager. Gelet hierop is de verantwoordelijk van de zendende inrichting, de locatie Roermond, overgegaan op de ontvangende inrichting, de p.i. Krimpen aan den IJssel. Derhalve kan de directeur van de locatie Roermond niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van de goederen. Dat betekent dat de beklagcommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel klager destijds ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag en dat de klacht ten onrechte ter verdere behandeling was doorgezonden naar de beklagcommissie van de locatie Roermond. Nu de klacht niettemin ter verdere behandeling naar de beklagcommissie bij de locatie Roermond was doorgezonden, had het – in het kader van de voor de beklagcommissie geldende doorzendplicht – op de weg van de beklagcommissie bij de locatie Roermond gelegen om de klacht ter verdere behandeling terug te zenden naar de beklagcommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel. De beroepscommissie zal het beklag niet ter behandeling doorzenden aan de beklagcommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel, maar het beklag om proceseconomische redenen in eerste en hoogste aanleg zelf afdoen.
Wat betreft de verantwoordelijkheid van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie is van oordeel dat door en namens klager onvoldoende is gespecificeerd welke goederen klager mist. Hierbij is in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat klager in eerste instantie heeft aangegeven dat er kleding ontbrak en ook is op geen enkel moment nader onderbouwd welke kleding er ontbreekt. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat en zo ja, welke spullen van klager vermist zijn. De beroepscommissie zal derhalve het beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter van de locatie Roermond, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag – dat wordt verstaan als zijnde gericht tegen de beslissing van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel – alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 15 februari 2018.
secretaris voorzitter