Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2204/TP, 7 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2204/TP

betreft: [klager] datum: 7 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 15 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingedienddoor mr. S.J. van der Woude, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 3 oktober 2002 van de Minister van Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister van Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging
van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang
van 13 oktober 2002 verlengd tot 11 januari 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 3 oktober 2001
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden met
aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden
verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 18 oktober 2001.
Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als
passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 1 mei 2002 besloten tot plaatsing van klager
in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Klager is op 30 oktober 2002 in die
inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het oneens met de
verlengingsbeslissing, omdat de Minister ervan uitgaat dat er geen verplichting tot
schadevergoeding zou bestaan voor de periode voorafgaand aan de onderhavige
verlengingstermijn. Ervan uitgaande dat het beroep 02/1372/TP tegen de vorige
verlengingsbeslissing gegrond verklaard zal worden dienen de door de Minister
genoemde bedragen overeenkomstig te worden verhoogd.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren
gebracht.
Gelet op de beroepstermijn ex artikel 67, eerste lid, (de beroepscommissie leest dit
als: artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 58, vijfde lid) Bvt is klager niet-
ontvankelijk in het beroep.
Indien anders wordt geoordeeld, zal het beroep formeel ongegrond zijn, daar klager
op 3 oktober 2002 is gehoord met het oog op de verlengingsbeslissing, waarvan de
schriftelijke mededeling d.d. 3 oktober 2002 hem op 8 oktober 2002 is uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van het nemen van de
bestreden beslissing verbleef klager twaalf maanden in een h.v.b. Hem is met
ingang van de dertiende maand van de passantentermijn een tegemoetkoming
aangeboden van € 600,= per maand, telkens na drie maanden te verhogen met
€ 125,= per maand. Klager heeft hierop niet gereageerd.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van
plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van
de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-
inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de
bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen
ontvangen, dat zijn psychische conditie zodanig was dat hij als ongeschikt voor
verblijf in een h.v.b. moest worden aangemerkt. Op 30 oktober 2002 is klager in de
Dr. S. van Mesdagkliniek geplaatst.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is, gelet op de datum van uitreiking van de schriftelijke
mededeling van de bestreden beslissing (8 oktober 2002) en de ontvangst door de
Raad van het beroepschrift (blijkens het postregistratiesysteem op 15 oktober 2002),
van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft
overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de
passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaring
van het beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het
beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn
onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie van de tbs-
passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet
worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van het nemen van de
bestreden beslissing twaalf maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een
zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit
geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor
overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de
beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële
grond dient te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met
toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de
bestreden beslissing.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer
ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden
geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand
vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. twaalf maanden heeft geduurd
tot 30 oktober 2002, de dag waarop klager daadwerkelijk is geplaatst in de Dr. S.
van Mesdagkliniek.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden
beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. twaalf
maanden heeft geduurd tot 30 oktober 2002, de dag waarop klager daadwerkelijk is
geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 7 maart 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven