Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0693/JA, 7 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/693/JA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 17 maart [1993] bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, als bijlagebij een nadere brief van mr. P.J. Roelse, van

[...], geboren op [1981], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 18 februari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Overberg te Overberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. P.J. Roelse om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel van 8 t/m 10 januari 2003, klagers daarop aansluitende tijdelijke overplaatsing naar de locatie Eikenstein te Zeist voor de duur van veertiendagen alsmede de verlenging hiervan, een en ander wegens zijn weigering deel te nemen aan het dagprogramma.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hoewel de beklagrechter heeft geconstateerd dat aan diverse vormvereisten niet is voldaan, is daaraan ten onrechte niet de conclusieverbonden dat het beklag gegrond is.
Blijkens het ‘Rapport inzake plaatsing in Afzonderingskamer’ d.d. 8 januari 2003 is de beslissing tot plaatsing in afzondering genomen door de ‘hoofdleider’ en niet door de directeur. De wet heeft het nemen van ingrijpendebeslissingen als deze voorbehouden aan de directeur; delegatie is niet mogelijk. Alleen ingeval onverwijlde tenuitvoerlegging geboden is kan een personeelslid zo’n maatregel treffen. Een dergelijke situatie was evenwel niet aan deorde. De beslissing is derhalve onbevoegdelijk genomen. Voorts blijkt uit voormeld stuk niet, althans onvoldoende, dat het daadwerkelijk aan klager is uitgereikt. Ook de motivering van de onderhavige beslissingen, zoals ter zittingvan de beklagrechter gegeven en inhoudende klagers structurele weigering tot deelname aan zowel het dagprogramma als zijn behandeling, roept vragen op. Het is immers maar zeer de vraag of het afdwingen van deelname aan behandelingkan worden gerealiseerd door middel van een plaatsing in afzondering of overplaatsing ter correctie. De wet biedt hiervoor niet de ruimte. Dergelijke ordemaatregelen zijn slechts mogelijk enkel en alleen in het belang van de orde enveiligheid van de inrichting of ter bescherming van de jeugdige. Nimmer is aangevoerd dat hiervan sprake is (geweest). Dit betekent dat de klager opgelegde maatregelen, die er immers op gericht zijn hem te dwingen deel te nemen aanbehandeling, neerkomen op een dwangbehandeling, hetgeen in strijd is met de wet.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager in zijn beroep als volgt. De uitspraak van de beklagrechter d.d. 18 februari 2003 is verzonden op 24 februari 2003. Klager heeft op een formulier d.d. 26februari 2003 te kennen gegeven beroep in te willen stellen. Dit stuk is door toedoen van de j.j.i. op 27 februari 2003 wel gefaxt naar de raadsman, doch niet (ook) naar het secretariaat van de Raad. Aangezien klager, naar deberoepscommissie aanneemt, voor deze verzending afhankelijk is van de inrichting, mag hij vanwege de omstandigheid dat het beroepschrift uiteindelijk pas op 17 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad is ingekomen, niet in zijnrechtspositie worden benadeeld en zal hij in zijn beroep worden ontvangen.
De beroepscommissie overweegt voorts dat aan klager drie ordemaatregelen zijn opgelegd, te weten plaatsing in afzondering (art. 25 Bjj), tijdelijke overplaatsing naar een andere inrichting alsmede de verlenging van dezeoverplaatsing (art. 27 Bjj). Zij stelt vast dat klager van geen van deze maatregelen een schriftelijke mededeling heeft ontvangen als bedoeld in art. 62 Bjj. Daarenboven blijkt klager niet steeds tevoren te zijn gehoord en ook isniet gebleken dat de afzonderingsmaatregel door de directeur, derhalve bevoegdelijk, is opgelegd. Zij is van oordeel dat deze in de wet neergelegde formaliteiten dermate essentieel zijn met het oog op de rechtspositie van degedetineerden, dat het niet-nakomen ervan reeds tot een gegrondverklaring van het beklag moet leiden.
De beroepscommissie zal derhalve, hoezeer de jegens klager genomen maatregelen vanwege zijn stelselmatige weigering deel te nemen aan de verplichte activiteiten in deze behandelinrichting ook als redelijk en billijk lijken te kunnenworden aangemerkt, het beroep gegrond verklaren en klager deswege een tegemoetkoming toekennen van € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. S.H. Hartman-Faber en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 7 augustus2003

secretaris voorzitter

Naar boven