Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0758/JA, 6 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/758/JA

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 27 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg, locatie Hunnerhegge, te Overloon,

gericht tegen een uitspraak d.d. 11 maart 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1982], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2003, gehouden in de j.j.i. De Hunnerberg te Nijmegen, zijn gehoord de heer [...], waarnemend directeur van de j.j.i. en klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voorzover in beroep van belang, de beslissing van de docent d.d. 14 februari 2003 tot verwijdering van klager uit de les, het geven van een schrijfopdracht, alsmede diens weigering AVO in plaats van techniek enkoffiepauze te geven.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
In het beroepschrift heeft de directeur bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de beklagcommissie om het beklag tegen beslissingen van de docent -niet van of namens de directeur- ontvankelijk te verklaren. Met ingang van 1 januari2003 is ook het onderwijs in de rijksinrichtingen onderdeel geworden van de onder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) vallende Regionale Expertise Centra (REC’s), zodat thans ook op de scholen van derijksinrichtingen de Wet op de expertisecentra van toepassing is. De artikelen 62 tot en met 65 Rjj kloppen niet meer voor deze nieuwe situatie. Een en ander heeft ook gevolgen voor het beklagrecht, zoals vastgelegd in landelijkerichtlijnen inzake samenwerkingsovereenkomsten tussen j.j.i.’s en onderwijsvoorzieningen. Voor een beslissing/gedraging van een schoolmedewerker dient thans de klachtprocedure van de school te worden gevolgd. De beslissingen zijngeheel conform de voor de school geldende reglementen. Nu de Bjj en de Rjj niet zien op de situatie dat het onderwijs in rijksinrichtingen onder het Ministerie van OC&W valt, dient de beroepscommissie de principiële vraag omtrent deontvankelijkheid te beantwoorden.
Ter zitting heeft de directeur nog opgemerkt dat de ontvankelijkheid van het beklag terzake van het uur 's avonds op de kamer wegens verwijdering uit de les niet wordt betwist. Hij veronderstelt dat het middels de huis- ofgroepsregels bekend is dat het uit de les gestuurd worden automatisch tot gevolg heeft dat de jeugdige voor de duur van dat dagdeel en 's avonds een uur eerder in zijn kamer wordt ingesloten. Of de laatste sanctie in klagersbehandelplan is opgenomen is de directeur niet bekend. Hij erkent dat achter de te allen tijde met de jeugdige te bespreken sanctie de gedachte hem te straffen steekt.
De school bepaalt in overleg met de inrichting het bij de jeugdige passende onderwijsaanbod en biedt hem dat aan. De jeugdige wordt bij de opstelling van het verblijfs- of behandelplan gehoord.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, als volgt in beroep toegelicht.
Vóór zijn overplaatsing op 10 april 2003 heeft men hem gedurende enkele maanden het leven zuur gemaakt. Het uur eerder naar de kamer is een algemene regel, in tegenstelling tot het gemis van de t.v. gedurende drie dagen. Datgebeurde bij andere jongens in elk geval niet en is niet met hem besproken. Klager heeft negen keer klokjes gemaakt in de lessen techniek in negen verschillende inrichtingen. Hij is 21 jaar en (verplicht) onderwijs is niets meervoor hem. Thans heeft hij arbeidstraining.

3. De beoordeling
Artikel 52, derde lid, Bjj, voorzover in beroep van belang, bepaalt dat de directeur zorg draagt voor de beschikbaarheid van onderwijs, alsmede voor de voorziening daarin door daarvoor in aanmerking komende functionarissen.
Krachtens artikel 62, eerste lid, Rjj is op het onderwijs in particuliere inrichtingen het bepaalde bij of krachtens de Wet op de expertisecentra van toepassing, terwijl in het tweede en derde lid is bepaald waaruit het onderwijs inde rijksinrichtingen dient te bestaan. In de Nota van toelichting bij artikel 62 Rjj wordt de verwachting uitgesproken dat vanaf augustus 2002 het onderwijs in alle jeugdinrichtingen onderdeel zal zijn van de onder het Ministerievan OC&W vallende Regionale Expertise Centra.
Voorts luidt artikel 1i Bjj: "personeelslid of medewerker: een persoon die een taak uitvoert in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting".
Aannemelijk is geworden dat het Ministerie van OC&W en het Ministerie van Justitie een convenant ter regeling van het onderwijs van jeugdigen in j.j.i.'s hebben gesloten, op basis waarvan de inrichting en een VSO ZMOK-school in deregio zijn overeengekomen dat met ingang van 1 januari 2003 het in de inrichting geboden onderwijs wordt verzorgd door de school, naar welke tevens het onderwijzend inrichtingspersoneel zal overgaan.

De beroepscommissie stelt vast dat voornoemde artikelen van de Bjj en het Rjj onverkort van toepassing zijn. De in het verweer van de directeur genoemde landelijke richtlijnen inzake samenwerkingsovereenkomsten tussen j.j.i.'s enonderwijsvoorzieningen, die bepalen dat jeugdigen ingeval van een klacht over een medewerker van de school die volgens de geldende klachtenprocedure van de school dienen in te dienen, laat de beroepscommissie mede bij gebreke vanenige formele status buiten beschouwing.
Op grond van het vorenstaande is de docent als een medewerker ex artikel 1i Bjj aan te merken, alsmede de onder 1. geformuleerde beslissingen als genomen namens de directeur, waartegen klager krachtens artikel 65 Bjj beklag kaninstellen en welke beslissingen in casu beklagwaardig moeten worden geacht. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagcommissie het beklag als geformuleerd onder 1. inhoudelijk op juiste gronden ongegrond verklaard. Deberoepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

De beroepscommissie merkt nog het volgende op. In de ten tijde van het beklag toepasselijke groepsregels van Hunnerhegge is onder meer bepaald dat een jeugdige het dagdeel, waarin hij door de V&O-docent wordt weggestuurd, op zijnkamer verblijft, alsmede dat hij vervolgens 's avonds een uur eerder naar zijn kamer gaat. Dit door de directeur als pedagogische maatregel bestempelde uur van klagers uitsluiting van verblijf in de groep is veeleer alsdisciplinaire straf ex hoofdstuk X Bjj aan te merken, zoals thans ook blijkt uit het hoofdstuk 'Standaard disciplinaire straffen' van de groepsregels d.d. 17 maart 2003. Bij oplegging van een disciplinaire straf - al of niet„standaard“ - dient dus niettemin aan de hoor- en mededelingsplicht ex artikel 61 en 62 Bjj voldaan te zijn.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs, leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 6 augustus 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven