Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0233/SGA, 2 februari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:02-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer : 18/233/SGA

Betreft    : [verzoeker]                                                                           datum: 2 februari 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift ingediend door mr. M. de Reus namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Esserheem te Veenhuizen..

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 30 januari 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van vijf dagen, ingaande op 30 januari 2018 om 12.00 uur en eindigende op 4 februari 2018  om 12.00 uur, wegens het manipuleren van de urinewaarde(n) bij een urinecontrole (kreatininewaarde < 2.0).

De voorzitter heeft kennisgenomen van het klaagschrift van 30 januari 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 1 februari 2018.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat  het geval.

Op grond van de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een verslag van 30 januari 2018 en een zogenaamd uitslagenformulier, is voldoende aannemelijk dat er bij gelegenheid van de op 26 januari 2018 afgenomen urinecontrole sprake is geweest van een te laag kreatininegehalte.  Volgens het drugsontmoedigingsbeleid wordt een te laag kreatininegehalte opgevat als fraude. Gelet daarop kon de directeur een sanctie opleggen. Voor de penitentiaire inrichtingen is een (landelijk geldend) sanctiebeleid vastgelegd. Dit beleid is vastgelegd in de zogenaamde Sanctiekaart 2016. Volgens deze sanctiekaart zou in dit geval, waarbij de voorzitter er gelet op de verstrekte informatie van uitgaat dat het de eerste keer is dat verzoeker een te laag kreatininegehalte had, met een waarschuwing kunnen worden volstaan.

Door de directeur is aangevoerd dat het in de locatie Esserheem standaard procedure is dat een gedetineerde bij het aanzeggen van een urinecontrole gewaarschuwd wordt dat hem een sanctie kan worden opgelegd wegens fraude bij een te waterig urinemonster en dat het drinken van teveel vocht kan leiden tot een te waterige urine. Door de directeur is voorts aangevoerd dat de straf is opgelegd volgens de sanctiekaart Noord-Nederland en dat de landelijke sanctiekaart 2016 nog niet in werking is getreden en slechts een richtlijn is.

De voorzitter stelt voorop dat niet aannemelijk is geworden dat de sanctiekaart Noord-Nederland voor wat betreft het bovenstaande zou afwijken van het landelijk beleid. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur geen bijzondere feiten of omstandigheden  aangevoerd die een afwijking van het vigerende sanctiebeleid zouden kunnen rechtvaardigen en had de directeur de beslissing om verzoeker een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, op te leggen niet in redelijkheid kunnen nemen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van onderhavige beslissing zal met onmiddellijke ingang worden geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.
 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op  2 februari 2018.

 

 

 

                

 

 

secretaris                                          voorzitter

 

Naar boven