Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0064/SGA, 9 januari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:09-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 18/64/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 9 januari 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 5 januari 2018, inhoudende een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met ingang van 5 januari 2018 om 15.40 uur en eindigend op 12 januari 2018 om 15.40 uur in verband met een positieve score bij een urinecontrole op cannabis en cocaïne.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie van 8 januari 2018 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift wordt ingeschreven alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 8 januari 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Op grond van artikel 50, tweede lid, van de Pbw handelt de directeur het verslag af zo spoedig mogelijk nadat hem dit verslag is gedaan. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen, houdt ‘zo spoedig mogelijk’ als bedoeld in voormeld artikellid in beginsel ‘binnen 24 uur’ in. De directeur geeft in haar reactie op het schorsingsverzoek aan dat het schriftelijke verslag, zoals verzoeker heeft betoogd, inderdaad niet binnen 24 uur is afgehandeld en dat hier ‘organisatorische redenen’ aan ten grondslag lagen. De vraag is echter of dat niet binnen 24 uur afhandelen, rekening houdend met alle in aanmerking komende belangen, moet leiden tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat niet het geval en bestaat er, ondanks voormeld vormverzuim, geen grond om tot schorsing over te gaan. Zij neemt daarbij in aanmerking dat uit de inlichtingen van de directeur volgt dat sprake is van een geringe overschrijding nu het verslag 4 januari 2018 om 14.00 uur is aangezegd en de directeur verzoeker op 5 januari 2018 om 15:40 uur heeft gehoord en de disciplinaire straf heeft opgelegd. Voorts is hierbij in aanmerking genomen dat verzoeker niet is ingesloten in afwachting van afhandeling van het verslag en uit de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf volgt dat verzoeker  het drugsgebruik heeft toegegeven.

Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat hem niet de gelegenheid is geboden een herhalingsonderzoek te laten verrichten, stelt de voorzitter vast dat uit het schriftelijk verslag van 4 januari 2018 volgt dat verzoeker heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de 24 uur bedenktijd en geen herhalingsonderzoek te willen.

Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen.

 

2.    De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 januari 2018

 

                                                                                 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven