Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3780/GM, 12 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3780/GM

betreft: [klager]            datum: 12 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts/-psycholoog verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 oktober 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het (toenmalige) ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2018, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.H. Tiemens.

Als toehoorder was ter zitting aanwezig mr. A.G. Dekker, secretaris bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

De inrichtingsarts/-psycholoog verbonden aan de p.i. Almere is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek aan de medisch adviseur van 8 september 2017 bemiddeling - voor zover het beroep hier betrekking op heeft -, betreft het te lang moeten wachten op een oproep voor de inrichtingspsycholoog en de gehele gezondheidszorgorganisatie in de p.i. Almere c.q. het niet adequaat handelen van de inrichtingspsycholoog.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts/-psycholoog

Door en namens klager is het volgende aangevoerd.

Hij is op 28 juli 2017 vanuit een FPA, waar hij verbleef in het kader van zijn ISD-maatregel, binnengekomen in de p.i. Almere en heeft direct aangegeven dat hij met de psycholoog wilde spreken. Op 2 augustus 2017 heeft hij het intakegesprek gehad en er zou een vervolggesprek plaatsvinden. Dit gesprek bleef weken uit, terwijl gezegd was dat hij de psycholoog binnen anderhalve week weer zou spreken. Hij heeft meermalen aan de bel getrokken. Hij voelde zich erg slecht. Hij heeft een trauma dat te maken heeft met zijn stiefvader, mishandeling, het niet zien van zijn kind en hij heeft dierbaren verloren. Er is na het eerste gesprek geen behandelplan opgesteld. In de kliniek in Zuidlaren waar hij voorheen verbleef, was een behandelplan opgesteld. Klager wilde niet dat de behandeling zou stagneren, maar zou doorlopen. Het vervolggesprek vond plaats op 7 september 2017. De inrichtingspsycholoog heeft haar excuses aangeboden en uitleg gegeven waarom ze hem niet eerder kon spreken. Klager heeft gevraagd naar het behandelplan. Hij zou doorverwezen worden naar De Amethist. Inmiddels heeft hij een behandelplan en is er een persoonlijkheidsonderzoek ingesteld en een IQ-test afgenomen. Hij heeft een gesprek gehad met de nieuwe inrichtingspsycholoog. De gezondheidszorgorganisatie in een p.i. moet goed bereikbaar zijn. Dat is de verantwoordelijkheid van de directeur. Van de 24 gedetineerden op de afdeling kunnen zich maar twee inschrijven voor het spreekuur van de inrichtingsarts. Dat is raar. Hij moest veel te lang wachten met name op een gesprek met en toegang tot de inrichtingspsycholoog. Hij had slapeloze nachten. Hij woog 76 kilo en nu nog 63 kilo. De opmerking van de medisch adviseur dat klager zich ergernis had kunnen besparen door eerder navraag te doen gaat niet op. Hij heeft er alles aan gedaan. Hij heeft zijn mentor en het juridisch spreekuur ingeschakeld. Zijn detentie duurt tot 20 november 2018.

Door de inrichtingspsycholoog/namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.

Aan klager is uitgelegd waarom het vervolggesprek niet eerder dan 7 september 2017 kon plaatsvinden. Uiteindelijk had klager hier begrip voor en zou zijns inziens de klacht moeten worden neergelegd bij de directeur van de p.i. Almere. 

 

3.         De beoordeling

Voor zover de klacht betrekking heeft op de toegang tot de gezondheidszorg in de p.i. betreft dit de zorgplicht van de directeur als vastgelegd in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Pbw en geen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts. De beroepscommissie zal derhalve klager niet kunnen ontvangen in dit onderdeel van de klacht en de klacht en overige stukken doorsturen naar de beklagcommissie bij de p.i. Almere met het verzoek om de klacht alsnog in behandeling te nemen.

Ten aanzien van het handelen van de inrichtingspsycholoog volgt uit de behandeling ter zitting en de stukken, met name klagers medische gegevens, dat klager vrijwel direct na binnenkomst in de p.i. een gesprek met de psycholoog heeft gehad en dat binnen de marges van de bereikbaarheid van de inrichtingspsycholoog een maand later het vervolggesprek heeft plaatsgevonden waarna een behandelplan is opgesteld. Inmiddels is een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd en is een IQ-test afgenomen.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingspsycholoog niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover deze betrekking heeft op de toegang tot de gezondheidszorg. Zij stuurt de klacht en de stukken door naar de beklagcommissie bij de p.i. Almere met het verzoek om naar bevind van zaken te handelen. 

Zij verklaart het beroep ten aanzien van het handelen van de inrichtingspsycholoog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 februari 2018.

                    

     

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven