Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3420/GM, 6 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3420/GM

betreft: [klager]            datum: 6 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 september 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het (toenmalige) ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2018, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord.

Als toehoorder was ter zitting aanwezig mr. A.G. Dekker, secretaris bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van

29 augustus 2017, betreft het niet bieden van een adequate behandeling voor klagers hernia c.q. het te lang moeten wachten op onderzoek in het ziekenhuis door een specialist.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft het volgende aangevoerd.

Hij heeft te lang, drie maanden, moeten wachten op onderzoek en is niet behandeld door de chirurg. De fysiotherapeut heeft duidelijk tegen de inrichtingsarts gezegd dat klager onmiddellijk geopereerd moest worden. Zo ernstig was het. De fysiotherapeut heeft tegen klager gezegd dat hij niets voor hem kon doen. Klager heeft nog steeds last van uitstraling. Medisch is er niets gedaan behalve dat er fysiotherapie en pijnstillers zijn aangeboden. Klager heeft veel zelf gedaan. De pijnstillers hielpen niet. Tramadol was het sterkste medicijn dat voor een hernia kon worden voorgeschreven. Hij heeft geen morfineprik in de rug gekregen. Ze hebben hem gewoon laten creperen. Klager had na drie maanden een korte afspraak met de neuroloog. Er is geen MRI-scan afgenomen. Hij heeft drie maanden lang ongelofelijk veel pijn geleden. De pijn was niet te verdragen, terwijl hij toch een hoge pijngrens heeft. Het was niet menselijk. Beetje bij beetje ging het beter door de oefeningen die hij heeft gedaan. Door zijn wilskracht heeft hij het niet opgegeven. Klager is het niet eens met de brief van de inrichtingsarts van 27 november 2017. Tussentijds is klager ontslagen uit detentie maar hij zit nu weer vast. Klager heeft nog steeds last van een wervel in zijn onderrug. Er is wat uitstraling maar klager verdraagt dat. Op dit moment is een operatie niet nodig. Hij sport en heeft geen medicatie. Hij weet nu dat het na lange tijd vanzelf overgaat.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.

De inrichtingsarts heeft volgens de standaard van het Nederlands Genootschap voor Huisartsen (NHG) gehandeld. Er was geen sprake van alarmsymptomen bij een hernia zodat een spoedverwijzing naar een neuroloog niet noodzakelijk was. Daarnaast is meermalen getracht om de afspraak in het ziekenhuis te vervroegen. Ondertussen is getracht de pijn zo veel mogelijk te stillen en klager mobiel te houden door middel van fysiotherapie. Gelukkig liet de hernia na drie maanden een gunstig verloop zien en is klager een zware en hoog-risico operatie aan de hernia bespaard gebleven.

 

3.         De beoordeling

Uit de behandeling ter zitting, de stukken en met name de medische gegevens blijkt dat klager een conservatieve behandeling voor zijn hernia is geboden omdat er geen sprake was van alarmsymptomen. Dat een  fysiotherapeut zoals door klager is gesteld gezegd zou hebben dat klager onmiddellijk geopereerd zou moeten worden, is niet aannemelijk geworden. Zo dit wel het geval was is het niet aan een fysiotherapeut om klager voor een herniaoperatie door te verwijzen naar het ziekenhuis. Het is niet in strijd met de in artikel 28 Pm vermelde norm om klager voor zijn klachten fysiotherapie, oefeningen en pijnstilling te bieden.

Door het NHG is in de NHG-Standaard Pijn onder het hoofdstuk Medicamenteuze behandeling een plan opgenomen, waarin de bestrijding van pijn stapsgewijs wordt        aangepakt. Dit stappenplan is gebaseerd op de pijnladder van de World Health   Organisation. Uit klagers medische gegevens blijkt dat niet alle stappen van het NHG-stappenplan zijn doorlopen, maar dat gestopt is bij stap 3 met het voorschrijven van tramadol.

De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande en de pijnklachten, van oordeel dat op dit punt het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht ter zake een tegemoetkoming van € 25,= op zijn plaats.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van het niet volgens het stappenplan in de NHG-Standaard bestrijden van klagers pijn. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Dordrecht toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,   drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van  mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 februari 2018.

 

                                           

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven