nummer: 17/3063/TB en 17/3473/TB
betreft: [klager] datum: 12 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. H. Romeijn, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 4 september 2017 van de (toenmalige)Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen verweerder,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. H. Romeijn om de beroepen schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: Van Mesdag) in plaats van naar FPC De Kijkelanden (hierna: De Kijvelanden).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 15 februari 2016 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Verweerder heeft op 28 juli 2016 beslist klager te plaatsen in De Kijvelanden. Na een incident daar op 2 april 2017 is klager in verzekering gesteld en geplaatst in de P.I. Vught. Op 14 september 2017 is beslist klager over te plaatsen naar de Van Mesdag. Op 26 september 2017 is die plaatsing gerealiseerd.
3. De standpunten
Door en namens klager zijn de beroepen als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is in strijd met alle algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De beslissing houdt in dat bij klager sprake is van extreem vluchtgevaar en/of beheersrisico, terwijl dit niet wordt toegelicht en ook overigens nergens uit blijkt. Voorts is in de beslissing vermeld dat er geen contra-indicaties zijn (voor plaatsing van klager in de Van Mesdag), terwijl dit niet wordt gemotiveerd. Die plaatsing – naar de andere kant van het land – is zeer ingrijpend, nu klagers familie en vrienden moeilijk op bezoek kunnen komen vanwege de zeer lange reistijd. Dit levert schending op van het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op respect van klagers privéleven. Verzocht wordt verweerder op te dragen klager te plaatsen in een kliniek die dichter bij huis is, met veroordeling van verweerder in de proceskosten van de onderhavige beroepsprocedure
Namens verweerder is inzake de beroepen het volgende standpunt ingenomen.
Voorafgaand aan klagers eerste plaatsing in een tbs-kliniek verbleef hij al op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden van de P.I. Vught, nadat hij had geprobeerd personeel in het PPC zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. In 2016 is aan klager de EVBG-status toegekend, welk status op 18 januari 2017 is verlengd.
Vanaf zijn opname in De Kijvelanden verbleef hij op de afdeling voor zeer intensieve zorg. Vanaf het begin veroorzaakte hij daar ernstige incidenten, met onder andere dreigend en intimiderend gedrag. Op 2 april 2017 werd hij na een alarmsituatie voor een time-out ingesloten in zijn kamer, waar hij brand stichtte. Op 26 april 2017 is door De Kijvelanden om klagers overplaatsing gevraagd naar een ZIZ-afdeling elders.
Overplaatsing naar een andere kliniek dan de Van Mesdag, dichter in de buurt van klagers netwerk, was niet mogelijk. Gelet op zijn EVBG-status moest klager worden geplaatst in een kliniek die over een afdeling voor dergelijke verpleegden beschikt (De Kijvelanden, Veldzicht, de Pompekliniek, locatie Vught, en de Van Mesdag). Terugplaatsing in de Kijvelanden (vanuit de P.I. waar klager verbleef) lag niet in de rede. In Veldzicht was geen plaats en bovendien beschikt die kliniek niet over een reguliere afdeling waar een tbs-gestelde kan verblijven als zijn EVBG-status komt te vervallen; en Veldzicht ligt evenmin in de omgeving van klagers netwerk. In de Pompekliniek was ook geen plaats en vrijkomende plekken waren daar ook niet op korte termijn te voorzien. Daardoor resteerde alleen de Van Mesdag. Klagers plaatsing aldaar is overeenkomstig het Beleidskader Plaatsing TBS Dwang. De bestreden beslissing is wel degelijk gemotiveerd. Van schending van artikel 8 EVRM is geen sprake.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 2016 (hierna: het Beleidskader) is dat de verpleegde geplaatst wordt in een kliniek binnen de eigen regio, tenzij sprake is van een contra-indicatie. Een van in het Beleidskader genoemde contra-indicaties betreft specifieke groepen van tbs-gestelden, waaronder verpleegden met een EVBG-status. Klager heeft die status, hetgeen door of namens hem niet is betwist. De in de bestreden beslissing opgenomen zinsnede dat ten aanzien van klager sprake is van “extreem vluchtgevaar en/of beheersrisico” volgt rechtstreeks uit klagers EVBG-status. De beslissing is op dit punt voldoende gemotiveerd.
Voorts is namens verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat terugplaatsing van klager in De Kijvelanden niet tot de mogelijkheden behoorde, evenmin als overplaatsing naar een kliniek die beschikt over een afdeling voor tbs-gestelden met een EVBG-status en die (dichter) in de omgeving van klagers netwerk is gelegen.
Het hiervoor overwogene brengt mee dat de beslissing klager over te plaatsen naar de Van Mesdag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Die beslissing is evenmin in strijd met artikel 8 EVRM. De beroepen zullen derhalve ongegrond worden verklaard.
De Bvt kent geen veroordeling in betaling van proceskosten.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 februari 2018.
secretaris voorzitter