Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3023/GM, 7 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

                           

 

 

nummer:          17/3023/GM

 

betreft: [klager]            datum: 7 februari 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

 

alsmede van de overige stukken.

 

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw mr. C. van Oort om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht betreft:

a. het niet voorschrijven en verstrekken van een aangepast dieet; en

b. het afbouwen van klagers medicatie c.q. het voorschrijven van een verkeerde dosering medicatie.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft het volgende, zakelijk weergegeven, aangevoerd.

a. Bij het intakegesprek op 30 januari 2017 in p.i. Vught heeft klager direct aangegeven dat hij een lactosevrij dieet heeft. Pas na 21 dagen is dit aangevraagd en heeft hij dit gekregen. Hij heeft 21 dagen ongemak ondervonden. Verwezen wordt naar RSJ 4 december 2015, 15/2154/GA.

b. Zowel Ritalin als klagers slaapmedicatie is gestopt en de dosering van zijn medicatie is gewijzigd zonder dit te bespreken met klager. Nadat zijn advocaat heeft gebeld met de p.i. mocht klager zijn slaapmedicatie alsnog behouden. 

 

Namens de inrichtingsarts is het standpunt als volgt toegelicht.

a. Uit klagers medische gegevens blijkt dat er wel degelijk aandacht is geweest voor het door klager gewenste dieet. Hij is op het spreekuur van de inrichtingsarts geweest en er zijn onderzoeken gedaan. Informatie is ingewonnen. In het dossier van de vorige inrichting bleek niets over het dieet te vinden. Er is gemaild met de collega’s in die inrichting.

Op 27 februari 2017 is alsnog een indicatie afgegeven voor een lactosevrij dieet.

b. De slaapmedicatie is nooit daadwerkelijk gestopt.

 

3.         De beoordeling

Uit de stukken en met name de medische gegevens is ten aanzien van a. vast komen staan dat niet is vastgelegd dat aan klager in de vorige inrichting een lactosevrij dieet was voorgeschreven. Uit de medische gegevens van de p.i. Vught volgt dat na onderzoek een lactosevrij dieet werd voorgeschreven en is verstrekt.

Ten aanzien van b. stelt de beroepscommissie vast dat klagers slaapmedicatie niet daadwerkelijk is gestopt, maar dat hij dezelfde dag nog slaapmedicatie heeft gekregen. De beroepscommissie zal derhalve op deze punten, nu niet is gebleken van handelen in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm, het beroep in zoverre ongegrond verklaren.

Ten aanzien van de wijziging van (de dosering van) klagers medicatie, is door klager aangegeven dat dit niet met hem is besproken. Door of namens de inrichtingsarts is dit niet betwist. De beroepscommissie acht op dit punt het handelen door of namens de inrichtingsarts  in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve op dit punt gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager een financiële tegemoetkoming van € 25,= toe te kennen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a en b, voor zover het betreft het niet verstrekken van slaapmedicatie, ongegrond. Ten aanzien van b, het niet bespreken van de wijziging van (de dosering van) klagers medicatie, verklaart zij het beroep gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Vught toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,

            drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van

            mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 februari 2018.

 

                        

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven