Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0378/TP, 23 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/378/TP

betreft: [klager] datum: 23 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 17 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 19 februari 2003 verlengd tot en met 19 mei 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 18 december 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswegezal worden verpleegd.
Bij brief van 26 maart 2002 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 23 augustus 2002 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 24 januari 2003, volgens de Minister uitgereikt aan klager op 10 februari 2003, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing metingang van 19 februari 2003 met drie maanden is verlengd tot en met 19 mei 2003. Klager is terzake niet gehoord.
De datum van invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 24 januari 2003.
Klager verblijft op de Individuele begeleidingsafdeling (Iba) van het huis van bewaring De Ley te Vught. De Minister heeft op 26 februari 2003 beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum van de GGzE locatie DeGrote Beek te Eindhoven (verder: De Grote Beek). Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij kan zich niet verenigen met de verlenging van zijn wachttijd. Het standpunt van de Minister dat hij geen signalen vanuit de inrichting van verblijf heeft ontvangen die er op duidendat klager bij voorrang in een tbs-inrichting zou moeten worden geplaatst, is niet juist. De reclasseringsmedewerker van het h.v.b. heeft onlangs nog gebeld naar de afdeling Individuele Tbs-Zaken (ITZ) van het ministerie om tevragen naar klagers selectie voor plaatsing in een tbs-inrichting. De psychologe heeft tegen klager gezegd dat zij klager rijp acht voor plaatsing in een tbs-kliniek. Klager hoopt op een spoedige plaatsing.

Namens de Minister is het volgende naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet is gehoord.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Hij verblijft op een Iba.
De Minister heeft voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen uit het h.v.b. ontvangen die duiden op een dusdanige verslechtering van klagers psychische conditie dat van detentieongeschiktheid moet worden gesproken. Er isdan ook geen aanleiding om klager met voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
De Minister heeft aan de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) verzocht een medische verklaring uit te brengen over de vraag of voortzetting van klagers verblijf in een h.v.b. verantwoord is, met het oog op klagers psychischeconditie.

In de overgelegde medische verklaring d.d. 10 april 2003 van een psychiater van de FPD te Den Bosch is vermeld dat klager geen depressieve verschijnselen meer heeft en dat hij baat heeft bij de in het h.v.b. aangeboden structuur. Depsychiater trekt uit klagers mededelingen de conclusie dat klager het onderhavige beroep heeft ingetrokken, omdat hij onlangs is geselecteerd voor De Grote Beek.

4. De beoordeling
De beroepscommissie gaat er van uit dat klager zijn beroep handhaaft, nu zijzelf geen rechtstreekse mededeling van klager heeft ontvangen dat hij het beroep intrekt.

Klager is niet gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 19 februari 2003 is verstreken. Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerdenneergelegde hoorplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Voor de beroepscommissie is aannemelijk dat klager als gevolg van het capaciteitstekort nog niet is geplaatst in een tbs-inrichting.
Op de datum van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een h.v.b. ten grondslag en niet de hem tevens opgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.
Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond vormen voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een zodanigepsychische conditie van klager dat langer verblijf in een h.v.b. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring d.d. 10 april 3004 van de FPD te Den Bosch kan worden afgeleid dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoord moest wordenbeschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 19februari 2002 tot en met 19 mei 2003.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid,Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 19 februari 2003 tot en met 19 mei 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 23 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven