nummer: 03/756/TA
betreft: [klager] datum: 28 juli 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 28 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak d.d. 21 februari 2003 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van
[...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd vanvoormelde inrichting de heer [...], juridisch medewerker bij de inrichting. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissingen van het hoofd van de inrichting tot het uitoefenen van toezicht op
a. de inhoud van poststukken afkomstig van of bestemd voor klager, en
b. door of met klager te voeren telefoongesprekken,
beide voor de duur van 28 dagen, in het belang van
- de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting en
- de bescherming van de goede zeden en
- het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van klager en anderen.
De beklagcommissie heeft het beklag tegen beide beslissingen gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
De inrichting is er vanuit gegaan dat klager bezig was met het schrijven van een boek over zijn ervaringen in de inrichting. Hij zou samen met anderen bezig zijn materiaal, waaronder informatie over personeelsleden, voor dit boek teverzamelen.
De inrichting is tot voormelde conclusie gekomen op basis van uitlatingen van klager tegenover de systeemtherapeut, welke uitlatingen hij desgevraagd tegenover het hoofd Behandeling heeft bevestigd. Deze uitlatingen raken depersoonlijke levenssfeer van de personeelsleden. Het publiceren van een boek met ongecontroleerde informatie over medewerkers kan leiden tot een inbreuk op hun privacy. Het eventueel in diskrediet brengen van personeelsleden scheptvoorts onveiligheid in de behandelrelatie. Klagers mededelingen vormden derhalve uit een oogpunt van bescherming van de orde en veiligheid in de inrichting, de goede zeden en de persoonlijke levenssfeer van klager en anderen,voldoende aanleiding voor de oplegging van de door klager bestreden controlemaatregelen. Het hoofd kan zich daarom niet met de beslissing van de beklagcommissie verenigen.
De beklagcommissie heeft voorts ten onrechte beslist dat de beslissing tot het instellen van toezicht op het telefoonverkeer schriftelijk aan de verpleegde dient te worden medegedeeld. Het hoofd is van mening dat de artikelen 38,tweede lid, in verbinding met artikel 37, vierde lid Bvt, hem verplichten de beslissing mondeling, maar niet (ook) schriftelijk, aan de verpleegde mede te delen. De voormelde redenen voor het toezicht bij het telefoneren, in ditgeval neerkomend op meeluisteren, zijn klager mondeling meegedeeld.
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissingen niet bezig een boek te schrijven over de inrichting en was ook niet bezig met de voorbereiding daarvan in de door de inrichting bedoelde zin, door met behulp vananderen gegevens te verzamelen over medewerkers van de inrichting. Bij de kliniek was al jaren bekend dat klager nà zijn verblijf in de inrichting een boek wil gaan schrijven over zijn ervaringen in de inrichting. Dat heeft hijonlangs ook tegen de systeemtherapeut gezegd. Dit kwam, bij gebrek aan andere gesprekstof, ter sprake binnen zijn therapierooster naar aanleiding van de vraag van de systeemtherapeut omtrent klagers toekomstige activiteiten. Desysteemtherapeut heeft daarbij ook aan klager gevraagd hoe hij dacht dit boek te gaan schrijven. Het gesprek hierover stelde niet meer voor dan wat brainstormen.
Klager heeft aan het Hoofd Behandeling bevestigd dat hij een gesprek over dit onderwerp met de systeemtherapeut heeft gehad.
De systeemtherapeut heeft klager laten weten dat hij geen aanleiding zag voor het opleggen van de sancties.
Omdat de gewraakte activiteiten niet aan de orde waren, het gaat immers alleen nog maar om een voornemen zonder concrete uitwerking, waren de controlemaatregelen onnodig en daarom onredelijk. Klager acht de beslissing van debeklagcommissie juist.
Klager betreurt het dat de inrichting hem niet heeft gehoord alvorens tot oplegging van de maatregelen over te gaan. De inrichting heeft er mee volstaan klager mondeling de maatregelen en de redenen daarvoor mede te delen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is, gelet op de feiten en omstandigheden zoals deze uit de stukken en ter zitting naar voren zijn gekomen, van oordeel dat niet of onvoldoende is gebleken van concrete aanwijzingen waaruit het hoofd eendaadwerkelijke bedreiging van de genoemde belangen heeft kunnen afleiden. De informatie over het onderwerp van gesprek van klager met de systeemtherapeut vormt hiertoe onvoldoende grond. Klagers stelling dat de systeemtherapeut inhet met klager besprokene geen aanleiding zag om tegen klager op te treden is niet door de inrichting weersproken.
Het beroep zal op grond van al het voorgaande inhoudelijk ongegrond worden verklaard.
De beklagcommisie heeft in zoverre op goede gronden en met juistheid op het beklag beslist.
Ten aanzien van de door de beklagcommissie aanwezig geachte informatieplicht voor het hoofd om de beslissing tot het uitoefenen van toezicht op telefoongesprekken schriftelijk met redenen omkleed aan de verpleegde mede te delenoverweegt de beroepscommissie het volgende.
Artikel 54 Bvt geeft een limitatieve opsomming van beslissingen die door het hoofd van de inrichting schriftelijk aan de verpleegde moeten worden medegedeeld. De onderhavige maatregel tot het instellen van toezicht bijtelefoongesprekken is daarbij niet vermeld. Ofschoon het wenselijk wordt geacht een dergelijke voor de verpleegde ingrijpende maatregel - in dit geval neerkomend op integraal meeluisteren - op schrift mede te delen, rust op hethoofd geen wettelijke verplichting dit te doen.
Ten aanzien van de klacht dat klager voorafgaand aan het nemen van de bestreden beslissingen niet is gehoord overweegt de beroepscommissie dat de Bvt het hoofd daartoe niet verplicht.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inhoudelijk ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr.M. Smit en mr.drs T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 28 juli 2003
secretaris voorzitter
nummer: 03/756/TA
betreft: [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwollete Zwolle.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr.M. Smit en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.
Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray, de heer [...], juridisch medewerker bij deze inrichting.
Namens het hoofd van genoemde inrichting is volhard in het standpunt, zoals dit in de stukken door het hoofd naar voren is gebracht. Hieraan is - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Klager had al eerder te kennen gegeven dat hij voornemens was een boek te schrijven over zijn ervaringen in de inrichting. Ten tijde van het nemen van de beslissingen was er nieuwe informatie, namelijk dat hij met anderen bezig wasmateriaal, waarbij gegevens over het functioneren van personeelsleden, voor dit boek te verzamelen .
Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissingen niet bezig een boek te schrijven over de inrichting en was ook niet bezig met de voorbereiding daarvan in de door de inrichting bedoelde zin, door met behulp vananderen gegevens te verzamelen over medewerkers van de inrichting. Bij de kliniek was al jaren bekend dat klager nà zijn verblijf in de inrichting een boek wil gaan schrijven over zijn ervaringen in de inrichting. Dat heeft hijonlangs ook tegen de systeemtherapeut gezegd. Dit kwam, bij gebrek aan andere gesprekstof, ter sprake binnen zijn therapierooster naar aanleiding van de vraag van de systeemtherapeut naar wat klager wel en niet wil gaan doen in detoekomst. De systeemtherapeut heeft daarbij ook aan klager gevraagd hoe hij dacht dit boek te gaan schrijven. Het gesprek hierover stelde niet meer voor dan wat brainstormen.
Klager heeft tegenover het Hoofd Behandeling bevestigd dat hij een gesprek over dit onderwerp met de systeemtherapeut heeft gehad.
De systeemtherapeut heeft klager laten weten dat hij geen aanleiding zag voor het opleggen van de sancties.
Omdat de gewraakte activiteiten niet aan de orde waren, het gaat immers alleen nog maar om een voornemen zonder concrete uitwerking, waren de controlemaatregelen onnodig en daarom onredelijk. Klager acht de beslissing van debeklagcommissie juist.
Klager betreurt het dat de inrichting hem niet heeft gehoord alvorens tot oplegging van de maatregelen over te gaan. De inrichting heeft er mee volstaan klager mondeling de maatregelen en de redenen daarvoor mede te delen.
secretaris voorzitter